Het
PAS SYNDROOM (Parental Alienation
Syndrome) |
Voorwoord Blijkbaar
zitten (echt)scheidingen in de lift dus ook de gezagskwesties.
In steeds meer landen laten rechters in het belang van het kind
PAS doorwegen in hun vonnissen. PAS
staat voor Parental Alienation Syndrom in het nederlands het
ouderverstotingssyndroom. Wat is de definitie van een syndroom? In
de medische wetenschap is een syndroom een groep van symptomen die bij
elkaar mogen worden geplaatst omdat ze zich gezamenlijk voordoen.
Een goed voorbeeld van een syndroom is het downs syndroom,
waarin een combinatie van een geestelijke handicap en een
gezichtsuitdrukking die lijkt op die van Aziatische mensen.
De kinderen met dit syndroom hebben ook allemaal een relatief
korte vijfde vinger. Begin
jaren ’80 werd het ontdekt door Prof. R. Gardner die zich bezig houd
met kinderpsychiatrie. Wat is PAS?PAS
is een verstoring die ontstaat exclusief in een dispuut om het gezag
om een kind. Meestal gaat
het om de vader en de moeder, soms ook de grootouders.
Maar het gaat altijd om een gezagskwestie. Het gaat om twee
componenten. Ten eerste is er sprake van het systematisch
hersenspoelen van het kind, een campagne van denigreren van de ene
ouder door de andere. Dit
syndroom kan het verdere hele leven van het kind sterk beïnvloeden,
maar kan ook in de volgende generatie merkbaar zijn. PAS is dermate
ernstig dat dit in het diagnostisch handboek voor psychische
stoornissen (DSM-V) zal worden opgenomen. (WWW.familycourt.com) Ruzie
en agressie Hoewel het
vaderverstotingssyndroom* geen
geestesziekte is, beschouwt Gardner het wel als een sterke psychische
stoornis en als een voorbeeld van het zogenoemde ‘folie-à-deux’,
een verschijnsel waarbij de ene partij zijn/haar psychische afwijking
op de andere overbrengt, zodat zij die dan allebei hebben. Andere
Amerikaanse psychiaters delen het PAS dan weer in bij het Munchhausen
syndrome by proxy (door overdracht), een stoornis die voor het eerst
zo genoemd is door J. Money in l986 naar de bekende fantastische
vertellingen van baron von Münchhausen. Het syndroom bestaat daaruit
dat een ouder totaal verzonnen verhalen, vaak over ingebeelde ziekten,
overal voor waar gaat rondvertellen en dat gestoorde gedrag op haar
kind weet over te brengen. Ook valse incestbeschuldigingen worden
(voor het eerst in 1989 door D.C. Rand) tot dit Munchhausensyndroom
gerekend. Gardner houdt er echter aan vast dat het
vaderverstotingssyndroom* iets zelfstandigs is omdat daarin volgens
hem veel meer sprake is van een, zij het door programmering op gang
gebracht, actief handelen door het kind zelf. Gardner
onderscheidt drie gradaties van het verstotingssyndroom: de ernstige,
matige en lichte gevallen. Bij de ernstige gevallen zijn de moeders
volkomen fanatiek en soms paranoïde. Kenmerkend voor paranoia is het
op een ander projecteren van ongunstige eigenschappen en gedachten die
men in zichzelf niet erkennen wil, een bekend voorbeeld hiervan is de
valse sexbeschuldiging. Kenmerkend is ook wreedheid. Met de kinderen
is een folieàdeux binding ontstaan: zij delen de paranoïde wanen van
de moeder en kunnen in totale paniek op de vlucht slaan als zij de
vader (moeten) ontmoeten. Bij de matige gevallen zou het niet zozeer
om gestoorde vrouwen gaan maar om vrouwen die razend zijn omdat zij
door hun man verlaten werden. De binding met de kinderen is gezond te
noemen. Vóór de scheiding waren zij vaak goede opvoedsters (in
tegenstelling tot de moeders van de ernstige gevallen, die als
opvoedsters tekort schoten). Als kinderen uit zichzelf met een
sexbeschuldiging komen aanzetten dan kunnen deze moeders toegeven dat
die vals is. Kinderen van deze matige gevallen maken weliswaar hun
vader zwart maar kunnen die houding nog wel veranderen wanneer zij
weer regelmatig met de vader in aanraking komen. Hun afweerhouding
komt daaruit voort dat zij de gezonde binding met hun moeder willen
verdedigen. Ook bij de lichte gevallen van vaderverstoting hebben de
kinderen een gezonde binding met de moeder. Hier gaat het meest om
moeders die in de eerste kinderjaren erg goed voor de kinderen gezorgd
hebben en nu de kinderen tegen de vader programmeren om als het ware
hun eigen positie veilig te stellen. 3.
Oorzaken en signalen van PAS. Acht duidelijke symptomen zouden het syndroom herkenbaar maken: minachtingscampagne tegen de niet-verzorgende ouder, zwakke of onzinnige redenen daarvoor, geen ambivalente gevoelens (de ene ouder is louter goed, de andere louter slecht), een nageprate ‘geheel eigen mening, reflexmatige steun aan de zorgouder in het ouderconflict, afwezigheid van schuldgevoelens, letterlijk citeren van onbegrepen woorden en uitbreiding van de vijandschap tot de familie van de gehate ouder. In Belgie-Nederland is de verstoten ouder in 90% van de gevallen, de vader en in 10% de moeder. In Amerika was dat tot voor kort ook zo. De psycholoog I.D. Turkat gebruikte in plaats van PAS zelfs de aanduiding Malicious mother syndrome. Gardner hanteerde in plaats van de neutrale termen ‘verstoten ouder’ of ‘vervreemde ouder’ af en toe ook ter vereenvoudiging het woord ‘vader’ en in Belgie of Nederland is de term ‘Parental Alienation Syndrome’ (PAS) wel vereenvoudigd weergegeven met ‘vaderverstotingssyndroom’. Maar volgens recente indrukken zou zich in somige staten van Amerika een kentering voltrekken: het percentage moeders onder de verstoten PAS-ouders zou zelfs de 50% benaderen. In Belgie en Nederland is daar nog weinig of niets van te merken vandaar deze bundel. *Met dank aan Rob Van Altena terug naar inhoud 4. Het PAS kind. Een ‘Geliefd’ en een ‘gehaat’ Bij
een geval van PAS heeft het kind zijn ouderpaar als het ware
door-kliefd in een ‘geliefd’ en een ‘gehaat’ deel,
aanduidingen die door Gardner bewust tussen aanhalingstekens worden
gezet: “De gehate ouder wordt alleen ogenschijnlijk gehaat, er is
nog veel liefde aanwezig. En de geliefde ouder wordt soms meer
gevreesd dan geliefd.” Er bestaat met deze
ouder echter een sterkere gevoelsbinding dan met de gehate ouder. Een
kind heeft een binding met allebei de ouders maar de sterkste binding
zou veelal bestaan met die ouder door wie het als baby en als kleuter
het meest verzorgd werd. Die binding zou het kind willen bewaren en
zodra het denkt dat zij door de scheiding bedreigd wordt, zou het
daarom tegen de andere ouder een afwijzingscampagne beginnen. De
wapens die het daarbij inzet, zijn vaak kinderlijk en simplistisch.
Helaas zijn er moeders die vaak ook van de onzinnigste klachten van
het kind met welbehagen kennis nemen. Erger nog: ook advocaten en
zelfs rechters laten zich soms door zulke klachten meeslepen in plaats
van zich af te vragen of dat nu redenen zijn om een vader nooit meer
te willen ontmoeten. Een
strijd om gezag en zorg Het
verstotingssyndroom gaat zich, volgens Gardner, ontwikkelen zodra het
kind beseft dat er een strijd om gezag en zorg aan het ontbranden is.
Om in die strijd een rol te spelen, begint het zijn eigen scenario van
geringschatting en uitsluiting op te stellen. Na enige tijd kan het
kind ervan bezeten raken de ‘gehate’ ouder te kleineren,
beschuldigen en uit te stoten - dat alles zonder aanleiding of om
aanleidingen die in geen enkele verhouding staan tot een levenslange
afwijzing. De
gevolgen zijn rampzalig voor de verstoten ouder en voor het kind
zelf. Zij uiten zich in gedrags-, prestatie- en ontwikkelingsstoornissen die het verdere leven kunnen overschaduwen. Een kind met PAS programmeren is geestelijke kindermishandeling en volgens Gardner zelfs ingrijpender dan lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik. “Veel mensen die als kind mishandeld werden, konden over hun pijn en vernederingen heengroeien en dat geldt ook bij seksmisbruik al grijpen de gevolgen daarvan dieper in. Maar wie een kind met een PAS programmeert, verbreekt de band tussen dat kind en de andere ouder voor het leven... Jongens hebben echter een vader nodig als rolvoorbeeld en meisjes een vader voor hun beeldvorming van de man. En op dezelfde manier hebben meisjes een moeder nodig als rolvoorbeeld en jongens een moeder voor hun beeldvorming van de vrouw. Kinderen van beide geslachten hebben ouders van beide geslachten nodig om te leren hoe zij in hun leven met mensen van beide geslachten moeten omgaan... Bovendien krijgen PAS-kinderen problemen met het inschatten van de werkelijkheid. Zij zijn ertoe geprogrammeerd dingen voor waar aan te nemen die totaal niet met hun eigen waarnemingen overeenstemmen. Dat leidt tot verwarring, onzekerheid, gebrek aan zelfvertrouwen, wantrouwen jegens mensen die iets anders zeggen dan de programmeerster en in ernstige gevallen tot een breuk met de werkelijkheid. Beschadigde werkelijkheidszin is een van de kenmerken van een psychose. Veel genoemd in verband met PAS-kinderen worden - paranoïde waanvoorstellingen en die kunnen jaren zoniet het hele leven aanhouden. Soms wordt hun zelfs ronduit psychopatisch gedrag aangeleerd: openlijk vijandelijkheid betuigen en zich van het gevolg daarvan voor het mikpunt niets aantrekken... Dat alles neemt echter niet weg dat een PAS-kind, al kan het er openlijk op snoeven dat het de andere ouder verstoten heeft, diep in zijn hart toch vaak een groot verlies ervaart. Een eens geliefd en gewaardeerd mens is uit zijn leven verwijderd... Dat kan gevoelens van depressie oproepen zonder de vrijheid die te kunnen uiten. Wat zich dan weer voortzet in aanpassingsmoeilijkheden op school en in de verstandhouding met anderen.” Ook
de verstoten ouder is ondertussen slachtoffer. vaak
wordt hij op een uitgesproken sadistische manier geschoffeerd,
geminacht, beschimpt en belasterd en door zijn eigen kinderen
behandeld en gehaat alsof hij geen gevoel zou hebben...
Nu is bezeten haat vaak maar een dunne verhulling van diepe
liefde. Echte verwerping is neutraliteit, weinig of niet meer aan
iemand denken. Het tegendeel van liefde is niet haat maar onverschilligheid.
Hier neemt liefde echter de vorm van haat aan omdat kinderen zich
tegenover hun moeder schuldig zouden voelen als zij openlijk liefde
voor hun vader zouden bekennen... Kinderen kunnen met de ouder gaan meetrillen.Daarnaast kunnen
bij de vorming van PAS ook nog oorzaken meespelen als identificatie
met de agressieve ouder, overneming (inductie) van haar gevoelens,
eenzijdige idealisering en de kans vrijuit woede te kunnen luchten die
onder normale omstandigheden onderdrukt of in banen geleid wordt.
Identificatie met een agressor is een verschijnsel dat zich kan
voordoen wanneer een zwakkere tegenover een overrompelende en
dreigende partij machteloos staat. Hij/zij kan de toestand dan
proberen te beheersen door de kenmerken van de sterke over te nemen.
Als een razende moeder voor de ogen van het kind constant de vader
staat te honen, dan kan het kind aan haar kant gaan staan omdat het
bang is die uitbarstingen anders zelf over zich heen te krijgen. Een
omgekeerd geval was dat van een jongen die er herhaaldelijk bij was
dat zijn vader zijn moeder gemeen sloeg. Om zich daar zelf tegen af te
schermen verklaarde hij zijn moeder te haten en veel van zijn vader te
houden: liefdesverklaringen die wel meer met angst dan met
genegenheid te maken hadden. Het passief overnemen (inductie) van
gevoelens is het best te vergelijken met het verschijnsel dat een
trillende stemvork ook een andere stemvork in de buurt spontaan doet
meetrillen. Zo kunnen ook menselijke gevoelens vaak heel snel door een
ander worden overgenomen. Kinderen die bij een ouder wonen die van
woede vervuld is en hysterische uitbarstingen van razernij vertoont,
kunnen al gauw met haar gaan meetrillen.” Dan wordt het maar al te duidelijk dat zulke kinderen wel geestelijk moeten scheefgroeien…Een
duidelijk symptoom van PAS is als men een kind als ‘geheel
zelfstandig’ een mening laat zeggen die uit de ouder zelf voortkomt.
Bedoeld wordt b.v. die situatie waarin een ouder er bij het kind op
blijft hameren dat het helemaal zelf beslissen mag of het naar de
andere ouder toe wil. Het kind, dat maar al te goed aanvoelt hoe de
programmerende ouder hier eigenlijk over denkt, zegt dan met nadruk
dat het uit zichzelf niet wil. Gardner maakte in zijn praktijk moeders
mee die tegen hun kind woorden gebruikten als: ‘Als je niet naar hem
toe wilt, dan sta ik helemaal achter je. Al moeten we ervoor naar de
rechter, we staan op je mening. Ik laat hem niet met je sollen. Jij
hebt het recht om niet te willen en je kan op mij rekenen dat ik daar
ook voor opkom’. “Hoe
luidruchtiger en vastberadener deze moeders worden, des te meer
verharden de kinderen in hun weigering - niet uit een primair
verlangen hun vader niet meer te zien maar om niet tegen de moeder in
te gaan. Tegen elke poging van de vader om bij de kinderen betrokken
te blijven, wordt door moeder en kinderen een muur opgetrokken.
Ondertussen kan men zich maar al te goed de reactie van de moeder
voorstellen als dezelfde kinderen niet naar school of naar de tandarts
zouden willen of niet ingeënt zouden willen worden. Er is beslist
maar één soort weigering waarvoor de moeder de barricaden opgaat en
dat is de weigering om de vader op te zoeken.” Als men ziet om
wat voor redenen kinderen de andere ouder of diens familie nooit van
hun leven meer willen ontmoeten, dan wordt het maar al te duidelijk
dat zulke kinderen wel geestelijk moeten scheefgroeien. ‘Hij zei
altijd zo hard dat ik mijn tanden moest poetsen’; ‘Zij zei:
‘niet in de rede vallen’; ‘Oma verwent me: ze geeft me teveel
speelgoed’; ‘Ik moet rustig zitten onder het eten’. ‘Ik mag
pas televisie kijken als mijn huiswerk af is’; ‘Als ik piano
gespeeld heb, klapt hij niet zo hard in zijn handen als mijn
moeder’; ‘Ik moet meehelpen mijn bed op te maken’; ‘Ik moest
op mijn zusje letten terwijl hij de afwas deed’; ‘De fiets bij
mijn moeder is veel beter’; (een kind van zes:) ‘Hij behandelt me
als een kind’. Enz. enz. Hersenspoelen
of programeren.. Hoewel Gardner juist de eigen inbreng van het kind het kenmerk vindt van een PAS-syndroom, laat hij geen twijfel bestaan aan de overheersende rol van de programmerende ouder. “Het woord hersenspoelen wordt niet als een vakterm beschouwd en in strikt wetenschappelijke publikaties niet erg aanvaard maar ik zie het toch wel degelijk als een nuttig woord omdat het heel direct aangeeft dat iemand via een welbewust proces het denken van een ander probeert te veranderen.” Van dit hersenspoelen of programmeren geeft de schrijver dan een bladzijden lange catalogus van voorbeelden waarvan wij er hier maar enkele kunnen overnemen: “Er zijn moeders die zodra hun man vertrokken is, door het huis heen razen en alles vernielen wat nog maar aan zijn bestaan zou kunnen herinneren. Dat geeft de kinderen het gevoel dat hun vader zo’n verachtelijk en minderwaardig individu is, dat al wat van hem is blijven liggen het huis als het ware bevuilt en dat elk bewijs dat hij ooit bestaan heeft, moet worden uitgewist zelfs met inbegrip van b.v. foto’s van leuke gebeurtenissen. Het gebeuren heeft iets van wat er in bepaalde autoritaire staten plaatsvond, waar mensen opeens van de aardbodem verdwenen en elk restant van hun bezittingen in beslag genomen en vernietigd werd. Enkele
technieken… Algemeen
is de manoeuvre om de vader voor te schrijven dat hij bij het afhalen
van de kinderen in zijn auto moet blijven zitten en zijn aankomst maar
kenbaar moet maken door te toeteren: aan de voordeur komen is er niet
bij en aanbellen al helemaal niet. Letterlijk iedere andere sterveling
die toevallig langskomt, mag gewoon op de deurbel drukken maar de
vader als enige niet. Ook het antwoordapparaat is een machtig wapen:
het staat altijd aan, ook als moeder en kinderen thuis zijn. Als de
telefoon gaat, luistert moeder eerst wie er opbelt voordat zij al of
niet opneemt. Voor de vader wordt in elk geval niet opgenomen en zo
krijgen de kinderen praktijkles hem maar te laten praten en geen
antwoord te geven. Deze gewoonte is zo algemeen dat sommige vaders
(het gaat hier over Amerika) de moeder via een gerechtelijk bevel
lieten verplichten om als zij thuis was het antwoordapparaat uit te
schakelen en de telefoon op te nemen zodat de vader met zijn kinderen
kon bellen. “In veel gevallen kon dat bevel helaas ongestraft
genegeerd worden, zoals dat met vonnissen tegen PAS-moeders trouwens
vaker het geval is.” Maar zodra het om de bezoektijden gaat, houden
deze moeders zich juist weer uiterst stipt aan de vonnissen: ‘Als je
een minuut te vroeg aan de deur komt, bel ik de politie!’ of ‘Als
je een minuut te laat komt, krijg je ze niet mee!’ Ook door sabotage
van het bezoek kan een wrede moeder doeltreffend haar gram halen:
de vader klopt of belt aan de deur maar niemand komt hem opendoen, al
zijn moeder en kinderen wel degelijk thuis. Een volgende keer zijn zij
echt niet thuis: vóór de afgesproken bezoektijd gewoon zonder
bericht weggegaan. Hoe grotere afstand de bezoekvader moet afleggen,
des te krachtiger dat wapen is. Gardner: “Ik heb een aantal zaken
meegemaakt waarin vaders voor een bezoekrecht naar de andere kant van
Amerika reisden, alleen om te ondervinden dat hun kinderen niet op de
afgesproken plaats en tijd aanwezig waren. Omdat
kinderen zo de boodschap meekrijgen dat een bezoek van de vader
onbelangrijk is .. Helaas ondernemen rechtbanken meestal niet veel tegen dit soort wreedheid en dat is van belang voor de vorming van het vaderverstotings-syndroom omdat kinderen zo de boodschap meekrijgen dat een bezoek van de vader onbelangrijk is en ook dat niemand zich er iets van aantrekt als hij gemeen behandeld wordt. Hebben alleen vrouwen onvoorwaardelijk recht op een liefdevolle, intieme band met hun kinderen? (4) “Bij schoolvoorstellingen zetten moeders de kinderen onder druk door te zeggen dat zij (de moeders) niet meegaan als de vader komt. Dat geeft het kind het gevoel dat de vader een soort ordeverstoorder is die louter door zijn aanwezigheid alles zal bederven. Naar Gardners ervaring zijn juist dit soort moeders eerder geneigd tot demonstratief gedrag dan hun gehate exgenoten: Een
mooi voorbeeld van hoe het projectiemechanisme bij deze vrouwen werkt.
“Wat
veel tot het verstotingssyndroom bijdraagt is om elke contactpoging
van de gehate ouder als ‘lastig vallen’ te bestempelen. De
vervreemde vader blijft immers vaak blijk geven van belangstelling
door op te bellen, te proberen de kinderen te zien, cadeautjes te
sturen enz. en wanneer dat door de moeder steeds als ‘lastig
vallen’ wordt gebrandmerkt, gaan ook de kinderen het op de duur zo
zien. Als de vader voor de kinderen opbelt, geeft zo’n moeder
antwoorden in de trant van: “Ze zijn bezig”, “Ze gaan net
eten”, “Ze zitten net te eten”, “Ze zijn nog niet met hun eten
klaar”, “Ze kijken net televisie”, “Ze zitten net hun huiswerk
te maken”, “Ze spelen met andere kinderen”, “Ze gaan net naar
bed”, enz. De vader schijnt nooit op het goede ogenblik te bellen:
wat de kinderen ook doen, ze mogen nooit door hem gestoord worden.
Elke bezigheid, hoe onbeduidend of willekeurig ook, is belangrijker
dan de vader.” Dan zijn er de blijf-van-mijn-lijf huizen of neutrale bezoekruimten.In
zulke huizen kan men over het algemeen drie soorten moeders met
kinderen vinden: Helaas
zijn sommige hoofden van deze huizen echt paranoïde en zien zij geen
verschil tussen de drie groepen vrouwen
die er binnenkomen.” In Nederlandse blijf-van-mijn-lijf
huizen hoeven zij dat verschil trouwens niet te zien: die zijn er
expliciet niet alleen voor mishandelde vrouwen maar voor alle vrouwen
‘met een uitzichtloze
relatie’. “Series
moeders zijn er, die hun kinderen naar een psychiater hebben gebracht
zonder dat de vader daar zelfs maar iets van wist. Volgens Gardner
gaan heel wat therapeuten daar helaas in mee waardoor zij zonder dat
blijkbaar te beseffen het verstotingssyndroom in de hand werken. Dat
deze zegepraal de kinderen geestelijk kan vernielen, is wat zij diep
in hun hart misschien wel willen. En zij voelen dat zij dat door
onophoudelijk vechten, programmeren en vervreemden ook kunnen
bereiken.” Programmerende
ouders beschikken over zo’n indrukwekkend repertoire van manoeuvres
dat het Gardner niet gelukt is dat in groepen onder te verdelen.
“Dat zegt wel wat over de creativiteit van de mensen die al deze
kunstgrepen verzinnen. En hoe schandelijk die ook zijn, vernuft kan
men hun niet ontzeggen. Mijn lijst van hun manoeuvres zal dan ook nog
wel blijven aangroeien. Zoals bekend worden de meeste uitvindingen
gedaan in oorlogstijd en dit vechten om kinderen is oorlog. Waarin net
als in een echte oorlog de voortbrengselen van het vernuft vooral
vernietiging dienen.” Hij
doet het altijd fout… Tegenover de
programmerende ouder staat haar of zijn mikpunt: de verstoten ouder.
Voor hem geldt dat hij het altijd fout doet. Als hij aandringt om de
kinderen te ontmoeten, wordt hij door de programmerende ouder en
niet veel later ook door de kinderen beschuldigd van ‘lastig
vallen’. En als hij welbewust afstand neemt en niets doet in de hoop
dat de kinderen zo tot bezinning zullen komen dan ‘laat hij ze in de
steek’, ook weer een kreet die door de kinderen in hun
verstotingscampagne kan worden opgenomen. Waar omgang
maanden of jarenlang was stilgezet, is de verstandhouding niet meer te
herstellen. Snelle
maatregelen worden door de rechtbank alleen opgelegd als een ouder
door de andere van geweld en vooral van seksmisbruik wordt
beschuldigd. Andere zaken kunnen soms eindeloos lang blijven liggen,
waardoor de programmerende ouder ongehinderd door kan gaan de kinderen
met het PAS op te zadelen... Therapeuten hebben in hun opleiding
geleerd zich passief en begrijpend tegenover hun patiënten op te
stellen... Daarom kan de afgewezen ouder bij goedwillende maar
onnadenkende therapeuten nogal eens raad verwachten in de trant van:
“Niet te veel doen. Als de kinderen ouder worden, zullen zij
begrijpen hoe zij gehersenspoeld zijn en dan draaien zij bij”. Maar
in werkelijkheid werkt de
tijd juist in het voordeel van de programmerende ouder en zou de
verstoten ouder dus de tegengestelde raad moeten krijgen. Johnston (5)
heeft PAS-kinderen gevolgd tot hun jonge volwassenheid en vond dat de
meesten van hen ook toen nog niets met de verstoten ouder te maken
wilden hebben en aan hun houding van minachting en verwerping
vasthielden. De gedachte dat kinderen als zij ouder worden vanzelf tot
ander inzicht komen, kan onmogelijk voortkomen uit ervaring. Hoe
langer het programmeren doorgaat, des te zwakker wordt namelijk de
band met de verworpen ouder en des te onwaarschijnlijker een herstel
van de omgang. En waar omgang maanden of jarenlang was stilgezet, is
de verstandhouding niet meer te herstellen. Helaas vallen
PAS-slachtoffers maar al te vaak in handen van zulke therapeuten en
volgen zij lijdzaam hun slechte raad op met als gevolg dat zij hun
kinderen voorgoed kwijtraken.
Zij vragen de schooladministratie hem geen informatie over de kinderen te geven ja zelfs van ouderavonden, schooluitvoeringen e.d. uit te sluiten. Of de kinderen krijgen te horen dat als hij op de schoolavond komt, de moeder niet met hen meegaat. Tegenover de kinderen is dat weliswaar wreed maar programmeerders vallen, ondanks hun liefdesbetuigingen aan de kinderen, niet op door gevoeligheid voor wat die kinderen in werkelijkheid nodig hebben. Vaders
worden bang … dat
er aan de waslijst van andere klachten ook nog een seksbeschuldiging
zal worden toegevoegd. Dat hangt vooral in de lucht als de uitstotingsmanoeuvres
nog niet helemaal gelukt zijn. Voorzichtige vaders gaan dan
angstvallig die omstandigheden vermijden waaraan zo’n beschuldiging
kan worden verbonden: met name de badkamer en de slaapkamer. Zij
zullen hun dochtertje niet meer zelf wassen of op de w.c. doen maar
zoiets, hoe onnatuurlijk het ook is, liever aan hun vriendin, zuster,
moeder of een andere vrouw overlaten. Nog erger is het dat naïeve
vaders dit soort gevaren niet zien aankomen en daar dan soms
verschrikkelijk voor moeten boeten.” “In
onze tijd is het erg in de mode om slachtoffer te zijn en sommige
mensen kunnen daar zelfs een ziekelijke voldoening aan ontlenen.
Werkers in de gezondheidszorg zijn vertrouwd met het verschijnsel van
de ‘beroepsslachtoffers’. Helaas heeft dat er toe geleid dat men
ook de door hun eigen PAS-kinderen verstoten ouders soms is gaan zien
als mensen die op de een of andere manier hun slachtofferschap over
zichzelf afgeroepen zouden hebben. Naar mijn ervaring is dat echter
niet zo... Ik heb nu l5 jaar met PAS-gevallen te maken gehad en ben er
nog niet een tegengekomen waarin de verstoten ouder zijn
slachtofferzijn zelf in de hand gewerkt of bevorderd zou hebben.” The
winner takes it all. Het is van belang om stil te staan bij het civiele procesrecht in de Westerse landen. Gardner beschouwt het zelfs als de hoofdschuldige van de mensonterende strijd om de kinderen. Dit procesrecht kan worden omschreven als een conflictsysteem met een hang naar een ‘winner takes all’ uitkomst. In Aziatische landen zijn daarentegen begrippen als bemiddeling en verzoening veel sterker in de samenleving verankerd. Als twee Japanners een geschil hebben dan gaan zij vaak eerst samen naar een door hen allebei hooggeachte oudere om die om bemiddeling te vragen: wie dat niet zou doen wordt zelfs als een asociale ruziemaker beschouwd. Komt men er zo niet uit dan kan men zich wenden tot buurthuizen voor geschillenbemiddeling en pas als ook daar geen oplossing gevonden wordt dan zal men naar een advocaat stappen. Dat is een van de redenen waarom er in Japan maar een advocaat op de 7.500 inwoners is en in de Verenigde Staten een op de 275 (dat komt neer op bijna 1 miljoen advocaten!). Nederland zit daar met een advocaat op de 1.600 inwoners tussenin. Het systeem van tegen elkaar in procederen scherpt vijandelijkheid aan en drukt de partijen wapens in de hand waarvan zij uit zichzelf geen weet hadden. Het draagt zo sterk bij tot een escalatie van wraakneming dat de procesvoering zelf grotere geestelijke schade kan toebrengen dan het kapotte huwelijk dat het eigenlijk alleen maar had moeten ontbinden. Het
belang van de cliënt. Civiele procesvoering bewaart nog trekken van de middeleeuwse wet dat bepaalde geschillen namens de partijen in een tweegevecht werden beslecht door beroepsworstelaars. Naar mijn mening staan wij in sommige opzichten niet echt zover van die middeleeuwse rechtsgewoonte af... Veel echtscheidingsprocessen zijn een ‘bloedig tweegevecht’. Levens zijn er letterlijk door verwoest, mensen er al hun middelen bij kwijtgeraakt of geestelijk onherstelbaar door beschadigd”. De beroepsworstelaars van onze tijd zijn de advocaten. Aan hun pleidooien zou tot omstreeks l850 mede de eis zijn gesteld de waarheid te zoeken en het recht te dienen terwijl daarna de nadruk geheel is verschoven naar het belang van de cliënt. Dat men voor dat belang ook recht mag praten wat krom is, ja de rechtbank mag voorliegen, wordt blijkbaar als normaal ervaren (6) . “Het gevolg”, schrijft Gardner nogal cru maar onomwonden, “is dat naar mijn mening studenten in rechtsfaculteiten worden opgeleid tot leugenaars”. The
tender years of presumption. Een ander
verhelderend punt is de geschiedenis van het toewijzen van de kinderen
na scheiding. Volgens de Code Civil (van l804 af in veel landen van
Europa ingevoerd) bleven kinderen na echtscheiding - die toen
praktisch nog niet voorkwam - automatisch
bij de vader: dat vloeide voort uit diens rechtspositie als
gezinshoofd. Maar al vrij gauw daarna ging het schuldbeginsel
overwegen en zo gold b.v. in Nederland sinds het Burgerlijk Wetboek
van 1838 als hoofdregel dat de kinderen bij die ouder kwamen die aan
de scheiding onschuldig was waarbij
de rechtspraak moeders op dat punt vaak wat strenger schijnt te hebben
beoordeeld dan vaders. Kleine kinderen bleven bij de moeder totdat
zij, wat opgegroeid, eventueel naar de vader gingen als die de
onschuldige partij was verklaard. Van ongeveer l900 af begon
internationaal de opvatting door te breken dat moeders door hun
zachtaardigheid wezenlijk beter geschikt zouden zijn om kinderen op te
voeden: een vooronderstelling die in Engelstalige landen nog steeds
wordt aangeduid met de vakterm ‘tender years presumption’.
Nederland liep hierin nogal voorop: al sinds l901 gold er de regel dat
het kind na echtscheiding onder eenhoofdig gezag stond van de ouder
die ook de dagelijkse zorg mocht geven en dat was steeds vaker de
moeder. In Engeland gold hetzelfde sinds l925. Aanvankelijk werd
daarbij aan moeders nog wel de eis gesteld de kinderen een goed moreel
voorbeeld te geven, waardoor b.v. een vrouw die haar man bedrogen
had of veel uithuizig was, vaak niet voor gezag en zorg in aanmerking
kwam. Maar die eisen werden steeds meer afgezwakt. Ook in België is
het voorrangsrecht van de onschuldige ouder in l965 vervallen.
Praktisch elke moeder die bereid en beschikbaar was, kreeg voortaan
bij voorrang de kinderen. De advocatuur Sinds de jaren 60 begon het aantal scheidingen bovendien de pan uit te rijzen en brak er een tijd aan die, althans voor de advocatuur, wel als de gouden eeuw van de echtscheidingsprocessen kan worden aangemerkt. En hoewel sommige advocaten beseffen wat voor een verschrikkelijk geestelijk trauma er uit lange echtscheidingsprocessen kan voortkomen, beseffen anderen dat niet. Zij willen een zaakje winnen. Niet zelden begint de advocaat ermee zijn cliënt(e) op het hart te drukken niet meer met de (ex)genoot te praten, ook niet voor regelingen over de kinderen: “Daar heeft u nu juist uw advocaat voor”. Vervolgens gaat men aan de slag om de exgenoot lukraak te betichten van al wat maar bedacht of opgeblazen kan worden. Ik noem dit de terriërs onder de advocaten. Helaas een aardig groot deel van de beroepsgroep. Ook moeizaam tot stand gekomen afspraken tussen ouders worden soms teruggedraaid. De vader die dat meemaakt (7) gaat dan meestal op zoek naar een advocaat om zich hiertegen te verweren maar komt vaak van de drup in de regen. Vermindering van eigen inkomen om mogelijkheden te creëren zich meer met de kinderen bezig te houden, staat vaak gelijk aan alimentatieontduiking. Een
rambo-advocaat. Het Maastrichtse advocatenkantoor W. en F. liet op zijn briefpapier de tekst uittikken dat een meisje van elf met haar vader (die nergens van beschuldigd werd) geen omgang meer wilde; het Zwolse advocatenkantoor B. en G. maande een grootmoeder per brief om weg te blijven van de derde verjaardag van een kleinkind waar zij in de voorafgaande scheidingsfase geruime tijd thuis voor gezorgd had, ja het kindje ook geen verjaardagskaart te sturen. Enz. enz. Een Amerikaanse advocaat schrijft in zijn memoires: “Als ik mijn kantoor uitkom op weg naar het gerechtsgebouw, dan weet ik dat daar een zaak wacht waarin geen plaats is voor vergelijk of verzoening of het goede afwegen tegen het slechte. “Het wordt een zaak van erop of eronder, van vechten met klauwen en tanden. En daar geniet ik van” (8). Een rambo-advocaat, zullen we maar zeggen. Gelukkig
zijn er ook nog andere: “Zowaar als er fatsoen en rechtvaardigheid is, zowaar kunnen de opstellers van onze grondwet nooit bedoeld hebben dat bij een echtscheiding de beklagenswaardige ouders en hun kinderen in een gerechtelijk strijdperk worden geworpen om daar met hun advocaten als helpers elkaar met woorden te verscheuren en neer te houwen in een door gemoedsbeweging beheerst vechten waar nooit een eind aan komt. Wij zijn menselijk genoeg geweest om hanengevechten, hondengevechten en stierengevechten te verbieden, waarom zoeken wij dan niet naar een manier om deze barbaarse echtscheidingsgevechten te beëindigen?” 9) Moeder
is de beste. Sinds +/- ‘75
begon de vooronderstelling dat de moeder door haar zachtaardigheid nu
eenmaal de beste ouder is, in de VS. terrein te verliezen.
Er kwam een nieuw beginsel op in onze maatschappij met haar
totale gelijke kansen waarin ook vrouwen desgewenst straaljagerpiloot,
hartchirurg of echtscheidingsadvocaat kunnen worden, moeten vrouw en
man ook als moeder en vader gelijke kansen hebben (‘the sex blind
rulings’). Toch houden sommige Amerikaanse rechters nog aan het
moedervoorrecht vast en in Europa is dat zelfs onomstreden. In de
Verenigde Staten geldt na l980 in de meeste staten bij voorrang het
gezamenlijk gezag en een gelijk recht op de dagelijkse zorg. Alleen in
sommige Noordoostelijke staten is dat, vooral door het veto van de
gouverneurs, nooit van kracht geworden. Therapeuten & grootmoeders maatstaven. Medische
deskundigen kunnen bij processen over de kinderen een belangrijke rol
spelen. Hun enige goede informatiebron is volgens Gardner echter een
gesprek met beide ouders en de kinderen gelijktijdig. Als dat niet
mogelijk is omdat een van de partijen het niet wil, valt er niets te
bereiken. Alleen uit dat gesprek kan namelijk blijken met welke ouder
de kinderen de sterkste geestelijke binding hebben. En die moet worden
vastgesteld aan de hand van wat Gardner zo mooi ‘grootmoeders
maatstaven’ noemt: dat wat grootmoeder tekenen van goed ouderschap
zou vinden als haar geest in de woning kon rondwaren en aan de
deskundige verslag uitbrengen. De meeste grootmoeders hadden
weliswaar geen doctoraal in de kinderpsychologie en geen benul van de
uitgekiende metingen waar wij ons tegenwoordig op laten voorstaan,
maar zij letten wel goed op die ouderhandelingen waaruit het gevoel
spreekt en die het vlechtwerk van de ouder-kind binding uitmaken: wie
maakt de kinderen ’s morgens wakker, zet ze het ontbijt voor, brengt
ze naar school, zit ’s middags met ze aan tafel, helpt ze bij het
huiswerk en stopt ze ’s avonds in bed; wie is bereid zich wat voor
de kinderen te ontzeggen, offers voor hen te brengen. Zo kan de
deskundige vaststellen welke ouder-kind binding in de kleuterjaren tot
stand is gekomen. Dat is niet alleen van belang in verband met het
later gevormde verstotingssyndroom maar ook om vast te stellen wie van
de ouders de dagelijkse zorg moet krijgen. Gezinstherapie. Bij duidelijke
gevallen van een verstotingssyndroom bepleit Gardner een gerechtelijk
bevel tot psychiatrische behandeling van het gehele gezin. Zonder dat
bevel zal het nooit tot een behandeling komen en individuele therapie
leidt nergens toe. “Dit is niet het soort therapie dat verricht kan
worden door een therapeut die er passief bij zit terwijl patiënten
hun verzinsels afdraaien, maar door iemand die eventueel niet te
benauwd is een dwarsliggende patiënt ermee te dreigen de rechter in
te schakelen. Sommige lezers zullen wel onthutst zijn dat Gardner in
verband met een patiënt het woord dreigen gebruik maar zonder die
mogelijkheid zal therapie van PASgezinnen geen resultaat opleveren”. Deprogrammeren. Volgens Gardner
vereisen de drie gradaties van het verstotingssyndroom elk een andere
aanpak. In ernstige PASgevallen moeten de kinderen vóór alles aan de
dagelijkse zorg van de moeder worden onttrokken en bij de vader komen
wonen, in de eerste tijd zelfs zonder enig contact met de moeder. Veel
moeders in deze groep zijn uitgesproken paranoïde. Tussen moeder en
kinderen bestaat een ongezonde binding en die zal ook door therapie
niet verdwijnen zolang de kinderen bij hun moeder wonen en daar zijn
blootgesteld aan een spervuur van afkammerij en andere openlijke en
heimelijke beïnvloeding die het syndroom in stand houdt... De
geprogrammeerde kinderen moeten gedeprogrammeerd worden, zoals dat ook
gebeurt met kinderen die lang in een sekte hebben gezeten. Een wat
verder terug liggend voorbeeld is dat van de Amerikaanse soldaten die
in Korea krijgsgevangen waren gemaakt, daar gehersenspoeld werden tot
haat tegen hun vaderland en na hun terugkeer weer ‘teruggespoeld’
moesten worden. Helaas zijn veel
rechters en gezondheidswerkers niet ontvankelijk voor deze aanbeveling
om (vooral wanneer paranoia aanwezig is) de kinderen aan de
programmerende ouder te onttrekken.
Dat heeft wel te maken met het diepgewortelde gevoel dat
kinderen nu eenmaal niet bij de moeder weggehaald moeten worden, hoe
gestoord die ook is. Het
Hof van Beroep heeft hier een zwaar PAS-geval voorkomen.
Toch zijn er ook rechters die over dat vooroordeel heen stappen. Zoals dat gebeurde in een geruchtmakende zaak in Antwerpen (de zaak notaris X), waarin de vader na scheiding als omgangsrecht de twee jonge kinderen nog ’s zondags overdag ten huize van zijn ouders mocht ontmoeten en de paranoide moeder dan ’s maandags met het oudste jongetje (7) naar de politie trok waar het verklaarde dat hij en zijn broertje de vorige dag door de vader misbruikt en mishandeld waren. Nadat bewezen was dat de moeder het kind de valse beschuldigingen in de mond had gelegd, heeft het hof van beroep de zorg omgedraaid en de kinderen eerst als overgangsmaatregel aan de ouders van de vader, later aan de vader zelf toegewezen l0). Uit latere mededelingen in de pers van de inmiddels adolescente jongens lijkt naar voren te komen dat die overgang naar de vader niet tot bijzondere moeilijkheden heeft geleid. Het contact met de moeder is bewaard gebleven. Opgemerkt kan worden dat het Hof van Beroep hier een zwaar PAS-geval heeft voorkomen: de jongetjes verstootten hun vader nog net niet maar de haatvorming was al in volle gang. 10. P. Koeck (1990), Notaris X. Leuven, Kritak. Bij meer gematigde PAS-gevallen acht Gardner het mogelijk de kinderen bij de moeder te laten om van daaruit aan herstel van de omgang met de vader te werken. Als de moeder blijft tegenwerken dan zou men haar kunnen dreigen met omkering van de zorg of met gevangenisstraf hoewel zegt de schrijver erbij, hij in de praktijk wel vaders achter de tralies heeft zien verdwijnen als zij niet aan hun (financiële) verplichtingen voldeden maar geen moeders als die niet aan hun (omgangs)verplichtingen voldeden. De therapeut die met deze situatie aan de slag gaat, moet een neutrale, door de rechtbank aangewezen, deskundige zijn. Zijn behandelkamer kan dan tegelijk als het ‘uitwisselpunt’ dienen waar de kinderen voor de omgang van de ene naar de andere ouder gaan. Moeilijke moeders in deze categorie lijden nogal eens aan neiging tot overbescherming. Als zij naar een verre bestemming willen verhuizen om de kinderen aan de vader te onttrekken, moet de rechtbank hun verbieden de kinderen mee te nemen. Bij zwakke gevallen van het verstotingssyndroom is therapie meestal niet eens nodig. Gardner denkt dat veelal alleen maar de moeder gerustgesteld moet worden dat de vader de dagelijkse zorg niet krijgt en zijzelf dus wel. Als zij zich maar veilig voelt om te mogen zorgen, zou zij de omgang met de vader niet meer beletten. Veel vaders komen al procederend geestelijk en financieel totaal aan de grond te zitten. Rechtbanken willen het gezag niet van de moeder aan de vader overdragen en ook geen andere harde maatregelen tegen moeders nemen. Uitdagend negeren moeders hun omgangsverplichtingen in de zekerheid dat de rechtbank daar toch niet tegen zal optreden. Wat
kan Gardner de verstoten vaders voor raad geven? “Sommige vaders
verliezen de moed en lijden zoveel verdriet door de verstoting dat zij
erover denken zich maar voorgoed van hun kinderen terug te trekken.
Vaak wordt hun (soms zelfs door goedwillende therapeuten) aangeraden
de wens van kinderen die hen niet meer willen zien, te 'eerbiedigen'
omdat die kinderen toch uiteindelijk uit zichzelf weer naar hem toe
zullen komen. Zo'n raad is niet doordacht: de raadgever is er niet mee
vertrouwd hoe de geestelijke band tussen vader en kind in het geniep
verzwakt en zelfs gesloopt kan worden. Mijn algemene raad aan zulke
vaders is om redelijke contactpogingen te blijven volhouden, ervan
uitgaande dat er ondanks vijandelijkheid van de kinderen nog steeds
resten van de vroegere binding doorwerken. Ik probeer de vaders een
middenweg te helpen vinden tussen opdringen en opgeven. Ik raad ze aan
om per post en via kennissen wat van zich te laten horen bij
verjaardagen, diploma-uitreikingen, intrede in de kerkelijke gemeente
enz...Ook al worden hun brieven (voor of na lezing) vernietigd en de
telefoon op de haak gegooid, ik raad ze aan te blijven schrijven.
Nogmaals: vooral niet zo vaak dat het als lastig overkomt. Vaders
moeten zich de vroegere band met hun kind blijven herinneren en hopen
dat liefde uiteindelijk angst zal overwinnen. Omdat wij geen
vervolgstudies over de zo volwassen geworden kinderen hebben, weet ik
niet hoe dikwijls deze raad van nut is geweest. Ik vermoed maar in een
beperkt aantal gevallen, al mag ook dat er een therapeut nooit van
weerhouden zo'n raad te geven.” Wanneer justitie en psychiatrie op dit punt samenwerken dan kan hier succes worden behaald.“Maar
bij deze pessimistische noot wil ik het niet laten. Ik ben in wezen
optimistisch over de mogelijkheid om kinderen met een ernstig
verstotingssyndroom in gezinsverband therapeutisch te behandelen, als
de therapeut er de rechtbank tenminste van kan overtuigen dat het om
zo’n syndroom gaat en hij daarna de rechtsmacht als stok achter de
deur kan inzetten... Wanneer justitie en psychiatrie op dit punt
samenwerken dan kan hier succes behaald worden, terwijl elk
afzonderlijk bijna tot mislukken gedoemd zijn. “De
therapeut heeft nu eenmaal niet de macht van de rechtbank en de
rechtbank niet de kennis van de therapeut.” Gardner geeft
dan (blz. 341-351) een tien bladzijden lang voorbeeld van de uiterst
moeizame therapeutische behandeling van Gloria en Ned en hun kinderen
waarin Gloria de zaak in het begin op alle manieren saboteert en de
therapeut zachtmoedigheden als “Stomme idioot, je verpest mijn
kinderen” naar het hoofd slingert. Maar uiteindelijk weet deze met
moed en volharding de kinderen toch weer tot een redelijk normale
omgang met de vader te brengen. Al verzucht hij wel: “Sommige lezers
hebben bij dit behandelingsvoorbeeld vast gedacht dat er binnen of
buiten de psychiatrie waarachtig wel een prettiger manier is om aan de
kost te komen. En dat vind ik zelf ook. Het is onsmakelijk en af en
toe vernederend... Maar voor ernstige verstotingsgevallen is het de
enige behandeling die ik ken. En in alle beroepen moet soms vuil werk
gedaan worden... Door dit te verdragen kan het leven van jonge mensen
worden beveiligd, kan verhinderd worden dat een kind blijvend
vervreemdt van een ouder: zijn kostbaarste bezit.”
Dat
alles is wel afhankelijk van de medewerking van de rechterlijke macht.
“Ik ken geen beter voorbeeld van de waarde van de samenwerking van
psychiatrie en recht dan de behandeling van het
verstotingssyndroom”. Nog eens rechters en advocatenMaar
in de praktijk valt dat niet altijd mee: “Een klacht die ik over
veel rechters heb, is de traagheid van de uitspraken. Vaak komt dat
omdat een rechtbank overbelast is of een advocaat de zaak vertraagt
maar ik heb ook te veel zaken meegemaakt waarin de uitstelmanoeuvres
van de rechters zelf uitgingen. Veel rechters zijn besluiteloos en
vinden steeds weer redenen om het vonnis voor zich uit te schuiven.
Als
het grootste struikelblok ziet Gardner delen van de advocatuur:
Advocaten rekken de procesvoering: sommigen voor gewin, anderen omdat
zij weten dat de tijd in het voordeel van hun cliënte werkt, vooral
wanneer zij het is die de kinderen programmeert. De drang om het met
alle macht voor de cliënte op te nemen is groter dan de bereidheid in
te zien dat dit schadelijk is voor haar kinderen.
Het probleem zit dan ook diep: Die advocaten die de in dit boek
beschreven euveldaden begaan, moeten wel persoonlijkheidsgebreken
vertonen. Zij schieten sterk tekort in hun ontvankelijkheid voor
anderen en sluiten zich af voor de geestelijke schade die zij cliënten
zowel hun eigen als die van andere advocaten
toebrengen. In
uiterste gevallen worden zulk soort mensen psychopaten genoemd.
Psychopatische typen kunnen erg overtuigend en beminnelijk
overkomen: zij zijn vaak meesters in misleiding.
Na jarenlang beroepshalve andere partijen misleid te hebben,
beseffen veel advocaten niet meer wat zij zichzelf en hun cliënten
aandoen. De waarheid verbergen en weglaten is een deel van hun persoon
en hun levensstijl geworden.” “Liegen
kan op twee manieren: door onwaarheid te spreken en door waarheid weg
te laten. Een handelaar die een stuk glas te koop aanbiedt en zegt dat
het een diamant is, spreekt onwaarheid. Een zwangere vrouw die voor
haar man verzwijgt dat hij niet de vader is van het kind dat zij
verwacht, laat de waarheid weg. Maar in beide gevallen gaat het om
bedrog. De regels van het strijdproces moedigen liegen door weglating
aan. Zij leiden ook tot absurde inconsequenties. Dezelfde advocaat die
een arts voor het gerecht daagt als die in zijn werk gegevens heeft
achtergehouden (omdat ze voor een patiënt schadelijk kunnen zijn),
zal in zijn eigen werk en voor datzelfde gerecht als vanzelfsprekend
gegevens achterhouden (omdat ze voor zijn cliënt schadelijk kunnen
zijn)... Het strijdproces moedigt het achterhouden van gegevens aan en
het argument dat de andere partij daar dan wel mee op de proppen zal
komen, klopt niet omdat de andere partij misschien wel niet weet dat
zulke informatie bestaat. Op
grond van mijn ervaring in echtscheidingsprocessen zou ik zeggen dat
ik 80-90% van alle cliënten zonder aarzeling voor de rechtbanken heb
horen liegen. Daarnaast leidt de procedure ook nog tot muggenzifterij,
tijdverspilling, vertraging en ondervragingen die het boven water
komen van gegevens eer belemmeren dan bevorderen.
Om
beter de waarheid vast te stellen stelt Gardner voor om de partijen
over hun verklaringen rechtstreeks met elkaar in gesprek te brengen en
dus niet alleen via de advocaten of de rechter. Een gunstige zaak acht
Gardner de echtscheidingsbemiddeling. Maar hoewel deze ook in Amerika
al een jaar of twintig bloeit, zijn er nog steeds geen algemene normen
voor de opleiding. Universiteiten tonen er weinig belangstelling voor.
Grondonderzoek Wat
Amerika betreft zoekt Gardner de voedingsbodem van het PAS in de
echtscheidingswetgeving van de jongste decennia: “Vaak heb ik de
laatste jaren het gevoel gehad dat wij in Amerika de vroegere voorrang
van de moeder beter niet overboord hadden kunnen zetten.
De nieuwe gelijkheid heeft veel leed berokkend, vooral het
gelijke recht van vader en moeder op de zorg en het grote enthousiasme
voor het gedeelde gezag. Het vechten om het gezag is sinds het midden
van de jaren 70 dramatisch toegenomen en dat is ongetwijfeld het
gevolg van die twee ontwikkelingen. “Naar
mijn mening houden de rechtbanken niet genoeg rekening met de
krachtige invloed van de prilste levensjaren en van de binding met de
ouder die toen het meest voor het kind zorgde... Dat was meestal de
moeder...Wanneer die binding bedreigd wordt door een rechter die vader
en moeder precies gelijkstelt of door een opgelegd gezamenlijk gezag
dan zullen moeder en kind zich daar met alle kracht tegen verweren. De
moeder hersenspoelt het kind en daarnaast ontwikkelt het kind, om de
binding te handhaven, zijn eigen scenario”.
De
schrijver stelt dan voor om de volkomen rechtsgelijkheid (in Amerika)
van vader en moeder in gezag en zorg weer af te schaffen, zonder
echter terug te keren naar het oude voorrangsrecht van de moeder.
Toewijzing van zorg en gezag zou moeten gebeuren op grond van drie
maatstaven: “De
toewijzing aan die ouder die in de eerste jaren het meest voor het
kind gezorgd heeft, zal tot gevolg hebben dat veel moeders automatisch
zorg en gezag krijgen en dat zou het getwist om het gezag zoals wij
dat nu in Amerika kennen, sterk verminderen.” Dat
laatste lijkt een wensdroom. Want komt PAS wel echt voort uit een
afweerslag van moeders die zich in hun oude zorgvoorrecht bedreigd
voelen? En hoe zou dat te rijmen zijn met Gardners eigen jongste
schattingen dat in Amerika nu al bijna de helft van de PAS-kinderen
niet door de moeders maar door de vaders geprogrammeerd worden? En
waarom zou ook een goed drie-punten-plan niet net zo hard tot
verbitterde vechtscheidingen kunnen leiden? Want die drie punten gaan
sterk in de richting van de manier waarop idealiter in Europa na
scheiding de zorg wordt toegewezen. Toch is in Europa de voorrang van
de moeder op de kinderen in de praktijk nooit betwist, terwijl het
gezamenlijk gezag in Nederland nog maar bestaat sinds l998 (in België
sinds l995) en dan nog vaak alleen als ook de moeder het wil. Toch
verbreekt ook hier zowat de helft van de scheidingskinderen binnen een
paar jaar het contact met de vader - hoe goed die hen ook behandeld,
soms ook voor hen gezorgd heeft. Op te merken valt nog dat de
afweerslag van kinderen tegen de vader feller wordt naarmate deze
langer het huis uit is en de binding met de moeder dus juist minder
bedreigd wordt. Vaderverstoting hoeft dus niet te maken te hebben met
zich bedreigd voelen in een binding als wel met de haatstemming die,
niet zelden feministisch geïnspireerd, door de moeder in het kind op
gang wordt gebracht. Het kind past zich aan aan een algemene
mentaliteit in onze samenleving waar “niemand zich er nu eenmaal
veel van aantrekt als een vader gemeen behandeld wordt”.
Niettemin
verdient The Parental Alienation Syndrome alle lof om zijn grandioze
beschrijving van het verstotingsverschijnsel, precieze formuleringen,
ruime blik en grote leesbaarheid. Het boek draagt als ondertitel
‘Gids voor werkers in de geestelijke gezondheidszorg en juristen’
en het is te hopen dat die het ook grondig zullen lezen.
Ouderverstoting wordt hier bij ons weten voor het eerst systematisch
gezien en omschreven als vooral een gezondheidsprobleem. Syndroom,
stoornis, scheefgroei of alleen maar ziekelijk? Een ding is zeker:
vanuit de geestelijke volksgezondheid zou er wel meer tegen gedaan
kunnen worden. Met rechtsmacht als onmisbare hulp voor de moeilijkste
gevallen. rob
van altena 1. Richard A. Gardner (1998) The Parental Alienation Syndrome, A Guide for Mental Health Professionals, 2de druk. Cresskill, New Jersey, U.S.A. ISBN 0-933812-24-s. Daarop als aanvulling door de schrijver: Addendum I, juni 1999. 6. mr. G. Sprong (1997). Leugens om bestwil. Amsterdam. klik hier 7. P. van de Wiel (1998). De gescheiden man. Elmar; Rijwijk. klik hier 9.
S.J.
Berger (1985). Geciteerd
in Garnder; The Parental Alienation Syndrome. Vechtende
ouders maken hun kinderen KAPOT
(Bron: De Telegraaf, zaterdag 26 juni 1999) Emotionele
mishandeling soms ernstiger dan seksueel
misbruik
|