- Bibliografie
- Literatuur
- Liturgisch
gebruik - Overzicht
bijbelboeken - Overzicht
van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht
van deze website - ZOEKEN
-
Bijbeluitleg per pericope - Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 -
Uitleg hoofdstuk per hoofdstuk : Lc
1 - Lc 2
- Lc 3 - Lc
4 - Lc 5
- Lc 6 - Lc
7 - Lc 8
- Lc 9 - Lc
10 - Lc 11
- Lc 12
- Lc 13 -
Lc 14 - Lc
15 - Lc 16
- Lc 17
- Lc 18 -
Lc 19 - Lc
20 - Lc 21
- Lc 22
- Lc 23 -
Lc 24 -
Tekstuitleg vers per vers : - Lc
16,1 - Lc
16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 - Lc
16,10 - Lc
16,11 - Lc
16,12 - Lc
16,13 - Lc
16,14 - Lc
16,15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18 - Lc
16,19 - Lc
16,20 - Lc
16,21 - Lc
16,22 - Lc
16,23 - Lc
16,24 - Lc
16,25 - Lc
16,26 - Lc
16,27 - Lc
16,28 - Lc
16,29 - Lc
16,30 - Lc
16,31 -
WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE
VERSA)
websitenaam : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/
en http://www.bijbelleerhuis.be
(zie bijbel)
. WEBLOG : BIJBELLEERHUIS
Nieuwe website : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ
DE HAND - NIEUW
- OVERZICHT
- TIJDSCHRIFTEN
-
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B
- C - D
- E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y - Z
HOOFDTHEMA'S :
allochtonen , armoede , bahá'í
, bijbel , bijbel en koran ,
boeddhisme ,
christendom ,
extreemrechts
( Vlaams Blok
) , fundamentalisme
, globalisering en antiglobalisering
, hindoeïsme
, interlevensbeschouwelijke
dialoog , interreligieuze
meditatie , islam , jodendom
, levensbeschouwing
, levensbeschouwing / godsdienst
en onderwijs , migratie , mystiek
, racisme , samenleving ,
sikhisme , NIEUWE
RUBRIEK : SPIRITUALITEIT
, tewerkstelling
van allochtonen , vluchtelingen
en asielzoekers , vrijzinnigheid
, witte scholen , multiculturele
scholen en concentratiescholen ,
- Eigen-zinnige
beschouwingen - Het
kleine of grote ongenoegen -
|
Woordenschat
Bibliografie
Literatuur : - S/Preekwijzer
-
Liturgisch gebruik
Overzicht bijbelboeken
:
OT :
Gn (Genesis )
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth) ,
1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1 Kronieken)
, 2 Kr (2 Kronieken)
, Ezr (Ezra)
, Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia)
, Jdt (Judith)
, Est (Esther)
, 1 Mak (1
Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) ,
Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT :
Mt (Matteüs)
- Mc (Marcus)
- Lc (Lucas)
- Joh (Johannes)
- Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken :
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie van het
Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het zestiende hoofdstuk van het Lucasevangelie
:
241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc
16,1-9
242. Betrouwbaarheid : Lc
16,10-12
243. Geen twee heren dienen : Lc
16,13 - Mt
6,24
244. De zelfrechtvaardiging van de Farizeeën veroordeeld : Lc
16,14-15
245. Overweldiging van het Rijk Gods : Lc
16,16 - Mt
11,12-15 - Mt
11,12-15
246. Onvergankelijkheid van de Wet : Lc
16,17
247. Echtscheiding : Lc 16,18ab : Lc
16,18ab
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc
16,19-31
- Schramm, Tim and Kathrin Löwenstein. Unmoralische Helden. Antstößige
Gleichnisse Jesu. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1986. ISBN 3-525-53575-9
[11 IOF 196] . <15:> 1. Der kluge Verwalter (Lk 16,1-13) . Webpagina :
http://www.uni-essen.de/Ev-Theologie/courses/course-stuff/lit-schramm-unmoralische021verwalter.htm
.
- Vooreerst trachten we de structuur van de tekst te achterhalen. Een hulpmiddel
daartoe kan bestaan in het bekijken van de dialogen.
Lc
16,2 : eigenaar |
Lc
16,2 : rentmeester |
Lc
16,5 : de rentmeester aan de eerste schuldenaar |
Lc
16,6a :de eerste schuldenaar |
Lc
16,6c : de rentmeester aan de eerste schuldenaar |
Lc
16,7a : de rentmeester aan de tweede schuldenaar |
Lc
16,7c : de tweede schuldenaar |
Lc
16,7e |
kai (en) |
|
|
ho de (hij echter) |
ho de (hij echter) |
epeita (daarna) |
ho de (hij echter) |
|
fônèsas auton (geroepen hem) |
|
|
|
|
|
|
|
eipen (zei hij) |
eipen de en heautôi (zei echter in zichzelf) ho
oikonomos (de rentmeester) |
elegen (zei hij) |
eipen (zei) |
eipen (zei) |
heterôi eipen (zei hij tot een ander) |
eipen (zei) |
legei (hij zegt) |
autôi (aan hem) |
|
tôi prôtôi (aan de eerste) |
|
autôi (aan hem) |
|
|
autôi (aan hem) |
Het verhaal van de onverstandige rijke (Lc
12,16-21) gelijkt in opbouw op dat van de onrechtvaardige rentmeester .
Wat doet de rentmeester met het bezit dat bij de anderen belegd is ? Hij vermindert
hun schuld . Daardoor worden de schuldenaars wat minder arm en de schuldeiser
wat minder rijk en worden de bezittingen wat beter verdeeld . De onrechtvaardige
rentmeester geeft op een onrechtvaardige wijze een deel van het bezit van zijn
meester weg.
De gelijkenis tussen het verhaal van Lc
15,11-32 en Lc
16,1-9 bestaat erin dat de vader - of de eigenaar niet boos worden dat het
bezit verkwist is. Zowel de vader als de eigenaar hebben aandacht voor wat erna
gebeurt: de bekering van de zoon, de kwijtschelding van een gedeelte van de
schuld (ofschoon het om het bezit van de eigenaar gaat).
De onverstandige rijke (Lc
12,16-21) dacht op rozen te kunnen slapen . Hij beschouwde zich als een
trotse bezitter van vele rijkdommen . Maar in feite is hij maar een vruchtgebruiker
, een rentmeester . En daarin gelijken het verhaal van de onverstandige rijke
en de verstandige rentmeester op elkaar . De ene is onverstandig (Lc
12,20 : afrôn : onverstandige) . De andere is verstandig (Lc
16,8) hoti fronimôs epoièsen : omdat hij op een verstandige
wijze handelde , in die zin dat hij zich bewust is van zijn rentmeesterschap
en zich ervan bewust is dat niets hem toebehoort en dat hij niets zal hebben
wanneer hij van zijn rentmeesterschap zal ontslagen worden . Dan zal hij moeten
leven van de gastvrijheid van anderen . Zo'n houding prijst Jezus . Want dat
is de wijze waarop Jezus en zijn leerlingen leven : niets bezitten en vertrouwen
op de gastvrijheid van anderen .
Lc
15,11 |
Lc
16,1 |
Lc
12,16 |
eipen de (hij zei echter) |
elegen de kai pros tous mathètas (hij zei echter
ook tot zijn leerlingen) |
eipen de parabolèn pros autous legôn (hij
zei echter een parabel tot hen zeggende) |
anthrôpos tis (een bepaalde mens) |
anthrôpos tis èn plousios (een bepaalde mens
was rijk) |
anthrôpou tinos plousiou (van een bepaalde rijke
mens)... |
eichen duo huious (had twee zonen)... |
hos eichen oikonomon (die had de economie - huishouden
- beheer) |
|
Lc
15,13 : kai ekei dieskorpisen tèn ousian autou (en daar verkwiste
hij zijn bezit) |
hôs diaskorpizôn ta huparchonta autou (als
verkwistende zijn goederen) |
|
|
Lc
16,3 : eipen de en heautôi ho oikonomos (de beheerder echter zei
bij zichzelf) |
kai dielogizeto en heautôi legôn (hij overlegde
bij zichzelf zeggende) |
|
tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...) |
tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...) |
|
uitvoering |
uitvoering |
240. Gelijkenis van de verloren zijn : Lc
15,11-32 |
241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc
16,1-9 |
211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc
12,16-21 |
Wat moet ik doen ? vinden we terug bij de prediking van Johannes de Doper ,
Jezus, Petrus en Paulus .
Lc 3,8 - Mt
3,7-10 - Lc
3,7-9 - |
Lc 3,10-11 - Lc
3,10-14 - |
Lc 3,12-13 |
Lc 3,14 |
|
tí (wat) oun (derhalve) |
didaskale, tí (leermeester, wat |
tí (wat) |
poièsate oun karpous... (brengt derhalve vruchten
voort...) |
poièsômen (moeten wij doen) |
poièsômen (moeten wij doen) |
poièsômen (moeten wij doen) |
14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper :
Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10 - Mt
3,7-10 - Lc
3,7-9 - |
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende
standen : Lc 3,10-14 - Lc
3,10-14 - |
|
|
Mc 10,17 // Mt 19,16 // Lc 18,18 - Mc
10,17-22 - |
Mt 19,16 // Mc 10,17 // Lc 18,18 - Mt
19,16-22 - |
Lc 18,18 // Mc 10,17 // Mt 19,16 - Lc
18,18-23 - |
Lc 10,25 - Lc
10, 25-28 - |
Hnd 2,37 - Hnd
2,14-40 - |
Hnd 9,6 - Hnd
9,1-22 - |
Hnd 16,30 - Hnd
16,11-40 - |
Hnd 22,10 - Hnd
21,37-22,21 |
didaskale agathe (goede leermeester) |
didaskale (leermeester) |
didaskale agathe (goede leermeester) |
didaskale (leermeester) |
|
kai lalèthèsetai soi (en er zal u gezegd
worden) |
|
|
tí (wat) |
tí agathon (wat goeds) |
tí (door wat) |
tí (door wat) |
tí (wat) |
ho ti (wat) |
tí (wat) |
tí (wat) |
poièsoo (zal ik doen) |
poièsoo (zal ik doen) |
poièsas (te doen) |
poièsas (te doen) |
poièsômen |
se dei poein (je moet doen) |
me dei poiein (is nodig dat ik doe) |
poièsô (zal / moet ik doen?) |
(hina) opdat |
(hina) opdat |
|
|
|
|
hina (opdat) |
|
zôèn aiônion (eeuwig leven) |
schô zôèn aiônion (ik zou hebben
leven leven) |
zôèn aiônion (eeuwig leven) |
zôèn aiônion (eeuwig leven) |
|
|
|
|
klèronomèsô (ik zal beërven) |
|
klèronomèsô (ik zal beërven) |
klèronomèsô (ik zal beërven) |
|
|
sôthô (ik word gered) |
|
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 // Mt
22,34-40 // Lc 20,39-40 |
Hnd 2,14-40 : toespraak van Petrus |
Hnd 9,1-22 : Saulus in Damascus |
Hnd 16,11-40 : in Filippi |
Hnd 21,37-22,21 : verdedigingsrede tegenover het
volk |
Lc 3,11b1 - Lc
3,11b - |
Lc 3,11b2 - Lc
3,11b - |
Mc 10,21 - Mc
10,17-22 - |
Mt 19,21 - Mt
19,16-22 - |
Lc 18,22 - Lc
18,18-23 - |
Mc 10,22 + Mt 19,22 - Mc
10,17-22 - - Mt
19,16-22 - |
Lc 18,23 - Lc
18,18-23 - |
Lc 12,33 - Lc
12,33-34 - |
Lc 10,28 - Lc
10, 25-28 - |
Lc 10,37 - Lc
10,29-37 - |
|
kai (en) |
|
|
|
|
|
|
|
|
ho echoon (wie heeft) |
ho echoon (wie heeft) |
hosa echeis ( wat jij hebt) |
|
panta hosa echeis ( al wat jij hebt) |
èn gar echôn (hij was immers hebbende) |
èn gar (hij was immers) |
|
|
|
duo chitônas (twee lijfrokken) |
brômata (voedsel) |
|
|
|
ktèmata polla (vele bezittingen) |
plousios sfodra (geweldig rijk) |
|
|
|
|
|
pôlèson (verkoop het) |
pôlèson sou ta huarchonta (verkoop
jouw bezittingen) |
pôlèson (verkoop het) |
|
|
pôlèsate ta huarchonta humôn
(verkoopt uw bezitiingen) |
|
|
metadotô (overhandige het) |
homoiôs poieitô (doet evenzo) |
kai dos (en geef het) |
kai dos (en geef het) |
kai diados (en verdeel het) |
|
|
kai dote eleèmosunèn (en geeft aalmoes) |
touto poiei (doet dit) |
kai su poiei homoiôs (en doe gij evenzo) |
tôi mè echonti (aan de niet hebbende) |
|
tois ptôchois (aan de armen) |
ptôchois (aan de armen) |
ptôchois (aan armen) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
kai zèisièi (en gij zult leven) |
|
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende
standen : Lc 3,10-14 |
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende
standen : Lc 3,10-14 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
213. Een onuitputtelijke schat in de hemelen : Lc
12,33-34 // (Mt 6,19-21) |
191. Vraag naar het grootste gebod : Lc 10,25-28 // (Mc
12,28-34) // (Mt 22,34-40) |
192. Gelijkenis van de barmhartige Samaritaan :
Lc 10,29-37 |
Lc 16,1 - Lc
16,1 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[1] Hij zei ook, nu tegen zijn leerlingen: ‘Een
rijk man had een rentmeester, maar hij kreeg klachten dat die zijn
bezit verkwistte. |
|
|
|
|
Lc 16,2 - Lc
16,2 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[2] Hij riep hem bij zich en zei: “Wat hoor
ik daar over u? Ik wil dat u rekenschap aflegt, want zo kunt u geen
rentmeester blijven.” |
|
|
|
|
Lc 16,3 - Lc
16,3 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[3] De rentmeester zei bij zichzelf: “Wat
moet ik doen? Mijn heer ontneemt mij het beheer. Spitten kan ik niet,
en bedelen, daar schaam ik me voor. |
|
|
|
|
Lc 16,4 - Lc
16,4 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[4] Ik weet al wat ik moet doen om te zorgen dat
ze me, na mijn ontslag als rentmeester, in hun huis ontvangen.” |
|
|
|
|
Lc 16,5 - Lc
16,5 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[5] Een* voor een liet hij de pachters van zijn
heer bij zich komen. Tot de eerste zei hij: “Hoeveel ben je
mijn heer schuldig?” |
|
|
|
|
Lc 16,6 - Lc
16,6 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[6] Die antwoordde: “Honderd vaatjes* olijfolie.”
Hij zei: “Hier is het contract, ga zitten en maak er vlug vijftig
van.” |
|
|
|
|
Lc 16,7 - Lc
16,7 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[7] De volgende vroeg hij: “En jij, hoeveel
ben jij hem schuldig?” Die antwoordde: “Honderd zakken*
tarwe.” De rentmeester zei tegen hem: “Hier is je contract,
maak er tachtig van.” |
|
|
|
|
Lc 16,8 - Lc
16,8 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[8] De heer* prees de gewiekste aanpak van de onrechtvaardige
rentmeester. De kinderen* van deze wereld gaan onderling immers handiger
te werk dan de kinderen* van het licht. |
|
|
|
|
Lc 16,9 - Lc
16,9 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder
Lc 16,1 -
Lc 16,2 - Lc
16,3 - Lc
16,4 - Lc
16,5 - Lc
16,6 - Lc
16,7 - Lc
16,8 - Lc
16,9 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[9] Ook Ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp
van de geldduivel*; als die je dan ontvalt, zullen ze je ontvangen
in de eeuwige tenten. |
|
|
|
|
Lc 16,5 : poson ofeileis tôi kuriôi
mou; (Hoeveel ben je verschuldigd aan mijn heer?) |
- Lc
16,5 - |
- tôn chreofeiletôn (van de schuldenaars) van
het zelfstandig naarwoord chreofeiletès : schuldenaar . In deze vorm
hapax in de bijbel .
- ofeileis (jij bent schuldig) . Indicatief praesens tweede
persoon enkelvoud . In drie verzen in de bijbel : in Mt
18,28 , in Lc
16,5 en in Lc
16,7 . Het is de vraag van de rentmeester aan de eerste schuldenaar . In
Lc 16,7
stelt de rentmeester dezelfde vraag aan de tweede schuldenaar .
Lc 16,7 : su de poson ofeileis; (jij echter,
hoeveel ben jij verschuldigd?) |
- Lc
16,7 - |
ofeileis (jij bent schuldig). Indicatief praesens 2de persoon
enkelvoud. In 3 verzen in de bijbel: in Mt
18,28 , in Lc
16,5 en in Lc
16,7. Het is de vraag van de rentmeester aan de tweede schuldenaar. In Lc
16,5 stelde de rentmeester dezelfde vraag aan de eerste schuldenaar.
Lc 16,10 - Lc
16,10 : 242. Betrouwbaarheid - Lc
16 -- Lc
16,10 - Lc
16,11 - Lc
16,12 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[10] Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in* het
klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het
ook in het groot. |
|
|
|
|
Lc 16,11 - Lc
16,11 : 242. Betrouwbaarheid - Lc
16 -- Lc
16,10 - Lc
16,11 - Lc
16,12 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[11] Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar
zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen? |
|
|
|
|
Lc 16,12 - Lc
16,12 : 242. Betrouwbaarheid - Lc
16 -- Lc
16,10 - Lc
16,11 - Lc
16,12 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,13 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[12] En als jullie niet te vertrouwen zijn geweest
met andermans goed, wie zal jullie dan toevertrouwen wat jezelf toebehoort?
|
|
|
|
|
243. Geen twee heren dienen : Lc 16,13
- Lc 16,13
- Mt
6,24 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 -
Lc 16,13 - Lc
16,13 : 243. Geen twee heren dienen - Lc
16,13 - Mt
6,24 -- Lc
16 -- verwijzingen
-- Lc
16,1-9 - Lc
16,10-12 - Lc
16,14-15 - Lc
16,16 - Lc
16,17 - Lc
16,18ab - Lc
16,19-31 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[13] Geen knecht kan twee heren dienen, want hij
zal of de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan
de eerste en de ander verachten. Je kunt niet tegelijk God dienen
en de geldduivel.’ |
|
|
|
|
Website : http://wesley.nnu.edu/BiblicalStudies/parables/Lk16_1-13.htm
.
244. De zelfrechtvaardiging van de Farizeeën veroordeeld : Lc
16,14-15 .
Lc 16,14 - Lc
16,14 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[14] De farizeeën, die op geld belust zijn,
hoorden dit alles en lachten Hem uit. |
|
|
|
|
Lc 16,15 - Lc
16,15 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[15] Hij zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen
voor rechtvaardig doorgaan, maar God* kent uw hart; wat de mensen
hoogschatten, is een gruwel in Gods oog. |
|
|
|
|
245. Overweldiging van het Rijk Gods : Lc 16,16 ( Mt 11,12-13)
.
Lc 16,16 - Lc
16,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[16] De Wet en de Profeten gaan tot* Johannes; sindsdien
wordt het koninkrijk van God verkondigd en* iedereen staat te dringen
om er binnen te komen. |
|
|
|
|
246. Onvergankelijkheid van de Wet : Lc 16,17 .
Lc 16,17 - Lc
16,17 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[17] Maar* nog eerder vergaan hemel en aarde dan
dat een letter van de wet vervalt. |
|
|
|
|
247. Echtscheiding : Lc 16,18ab .
Lc 16,18 - Lc
16,18 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[18] Wie zijn vrouw verstoot en met een andere
trouwt, pleegt echtbreuk, en ook wie trouwt met een vrouw die door
haar man verstoten is, pleegt echtbreuk. |
|
|
|
|
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc
16,19-31
- bijbeluitleg : http://www.blueletterbible.org/
.
-- Brian P. Stoffregen Exegetical Notes at Luke 16.19-31 : http://www.crossmarks.com/brian/luke16x19.htm
.
- http://www.textweek.com/mtlk/lk16b.htm
.
- http://www.bible.ca/su-hades-luke16.htm
.
- http://www.biblestudymanuals.net/sheol_hades.htm
.
- boedhistische - christelijke parallellen : http://www.iid.org/publications/rfinal.pdf
.
- gebaseerd op Egyptische verhalen : http://nefertiti.iwebland.com/texts/khamuas.htm
. The second story of Khamuas: Prince Khamuas and Si-Osiri . Een andere vertaling
: http://members.tripod.com/~ib205/setne_2.html
.
1. Lezing van de tekst
We nemen de tekst uit de Synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven,
Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, blz. 214-215) van Adelbert
Denaux en Marc Vervenne.
Toen het evangelie geschreven werd, bestond er nog geen versindeling. Dat is
pas veel later gebeurd. Maar de schrijver van een evangelietekst heeft wel "leestekens"
ingelast in de tekst die ons de weg wijzen hoe we de tekst kunnen lezen. Het
Griekse woordje de (dat de Synopsis met echter of nu vertaalt) is zo één
van die wegwijzers. Dat Griekse woordje staat (bijna) steeds op de tweede plaats
van de zin. In Lc 16,19-31 wordt het 11 X gebruikt. In 8 gevallen staat het
als tweede woord van een vers. Het was voor de versindeler een handig middel
om de tekst in verzen in te delen. Het Griekse woordje de (echter, nu) kan wijzen
op verandering van het personage ( 10 X) of van de situatie (1 X : Lc 16,22).
In de dialoog wordt de rechtstreekse rede gebruikt (3 X is de rijke en 3 X Abraham
aan het woord). Wat de personages (de rijke, Abraham) zeggen, wordt telkens
ingeleid; waarbij een vorm van het Griekse werkwoord legô (= zeggen) gebruikt
wordt. Door zo'n inleiding weten we dat iemand geciteerd zal worden.
rijke |
arme |
arme |
rijke |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
Lc 16,19 |
Lc 16,20 |
Lc 16,22a |
Lc 16,22b |
Lc 16,24 (smeekbede 1 van de rijke) |
Lc 16,25 (Abraham) |
Lc 16,27 (smeekbede 2 van de rijke) |
Lc 16,29 (Abraham) |
Lc 16, 30 (smeekbede 3 van de rijke) |
Lc 16,31 (Abraham) |
anthrôpos (een mens) |
|
egeneto (het gebeurde) |
|
kai autos (en hijzelf) fôsèsas (de stem verheffende) |
eipen (zei) |
eipen (hij zei) |
legei (zegt) |
ho (hij) |
eipen (hij zei) |
de (echter) |
|
de (echter) |
|
|
de (echter) |
de (echter) |
de (echter) |
de (echter) |
de (echter) |
tis (een zeker) |
|
|
|
|
Abraam (Abraham) |
|
Abraam (Abraham) |
eipen (zei) |
|
èn plousios (was rijk) |
ptôchos de tis (een zekere arme echter) |
|
|
eipen (zei hij) |
|
|
|
|
autôi (aan hem) |
|
|
apothanein (sterven) |
apethanen de (stierf echter) |
pater Abraam (vader Abraham) |
|
... patèr (vader) ... |
|
|
|
|
|
ton ptôchon (de arme) |
kai ho plousios (ook de rijke) |
... hina (opdat) |
|
hina (opdat) |
|
|
|
2. Uitleg van de tekst
beeldverhaal
Het verhaal is een beeldverhaal. Verhalen over de rijke en de arme circuleerden
reeds in joodse kringen. Ons verhaal vertoont grote gelijkenis met een Egyptisch
verhaal over Si-Osiris. Egypte is wel het land bij uitstek dat reeds vele eeuwen
voor Christus nadacht over het hiernamaals en het leven na de dood.
Het verhaal typeren als een beeldverhaal houdt in dat de beschrijving van het
hiernamaals slechts beelden zijn, en geen beschrijvingen van concrete werkelijkheden.
In de christelijke voorstelling zijn de beelden wel eens voor werkelijkheid
gehouden. In onze jeugd leerden we over hemel, hel en vagevuur. Hemel en hel
waren onherroepelijk zoals dat bij Lazarus en de rijke het geval was. Het vagevuur
(purgatoire - zuiveringsstation) was de voorhal van de hemel.
over welke rijke vertelt dit verhaal ?
Wat was er toch mis met de rijke dat hem na zijn dood zo'n verschrikkelijk lot
overkomt? Wat de rijke niet deed, was delen met de arme. Hij had het gekund,
want de arme lag aan zijn deur / poort, in zijn hal. Blijkbaar kon de arme niet
naar binnen, maar kon de rijke wel van binnen naar buiten. De rijke heeft zijn
deur / poort niet geopend en gedeeld. De situatie op aarde is omgekeerd na de
dood : de rijke lijdt pijn in de Hades, de arme vindt vertroosting (in de hemel).
Na de dood is de kloof tussen hemel en onderwereld, het verblijf van Lazarus
in de hemel en het verblijf van de rijke in de onderwereld, niet te overbruggen.
(Het blijven echter beelden!)
Er wordt wel wat druk uitgeoefend op de rijke om te delen, anders wacht hem
een ellendig, pijnlijk lot in het hiernamaals. Blijkbaar had men nood aan rechtvaardigheid:
wie het hier onrechtmatig goed had, moest het later wel bekopen. De rijke in
het hiernamaals is niet zo slecht want hij vraagt om zijn broers te verwittigen
opdat ze niet hetzelfde lot zouden ondergaan. Genade (barmhartigheid) lijkt
uitgesloten. Het lot is beslecht. Het berouw is pas gekomen als het kalf verdronken
is.
Dit verhaal toont nog maar eens dat "de laatsten de eersten, en de eersten
de laatsten zullen zijn".
Lc 6,20-26 (zaligsprekingen - wee-klachten) / Lc 1,53 (Magnificat van
Maria)
Het Nederlandse woordje nu kan verschillende betekenissen hebben. Het kan de
vertaling zijn van het Griekse woordje de en is synoniem van echter. In Lc 6,21
heeft nu een tijdelijk karakter : het tijdelijke nu (zalig die nu hongeren).
In Lc 16,25e gaat het over het eeuwige nu : het tijdloze nu.
De arme Lazarus had zich willen verzadigen met ... (het woord verzadigen - het
Griekse chortazô - vinden we in de zaligspreking Lc 6,21: zalig jullie
die nu hongeren want je zult verzadigd worden).
De armen worden zalig geprezen "want van jullie is het Rijk Gods".
Uit het verhaal van Lc 16,19-31 wordt die zaligspreking duidelijker. Hebben
de armen op aarde niets, ze zullen in de hemel "de hemel op aarde"
hebben. In de loop van de geschiedenis is van deze gedachte wel eens misbruik
gemaakt; immers, de armen moesten in hun lot berusten, want hen was de hemel
beloofd. Daarenboven boodt de situatie van de armen aan de rijke de kans om
zich om hen te bekommeren, maar dat gebeurde wel met een grote afstandelijkheid.
Gelukkig is de situatie veranderd en delen de meer begoeden van zeer nabij en
zelfs lijfelijk het lot van de armen.
In de wee-woorden wordt gezegd dat de rijken de vertroosting (paraklèsis)
van zich afhouden (Lc 6,24). In Lc 16,25e krijgt Lazarus vertroosting (het Griekse
werkwoord parakaleô : vertroosten; hiervan is het woord paraklèsis
: vertroosting, afgeleid).
De paradoxen (schijnbare tegenstellingen) van Lc 16,19-31 en Lc 6,20-26 vinden
we ook in Lc 1,53 in het Magnificat van Maria.
De armen volgens Lucas zijn materieel armen. Wellicht heeft Lucas (geneesheer)
kennis gemaakt met de enorme sociale tegenstellingen tussen rijken en armen
in het Romeinse Rijk, waartoe ook Pelastina behoorde). Lucas is schrijver van
zowel zijn evangelie als van de Handelingen van de apostelen. Na Jeruzalem (uitzicht
van het evangelie) is Rome (Handelingen van de apostelen) het einddoel. De evangelist
Matteüs legt de nadruk op de innerlijke houding : armen van geest; die
honger en dorst hebben naar gerechtigheid. Met armen van geest worden niet de
mentaal gehandicapten of de simpelen van geest bedoeld.
Vanuit al deze beschouwingen zouden we kunnen zeggen dat het verhaal van de
rijke en de arme Lazarus een illustratie is van de zaligsprekingen en de wee-woorden.
De boodschap van Jezus heeft vooral de armen aangesproken. Jezus richtte zich
tot hen, zoals Hij zelf het verwoordde in zijn programmatie in Lc 4,18-19 :
"De geest van de Heer is op mij, doordat hij mij gezalfd heeft om de blijde
boodschap te brengen aan armen."
Lc 6,21 |
Lc 6,25 |
Lc 6,20b |
Lc 6,24 |
Lc 1,53 a |
Lc 1,53b |
Lc 16,25c |
Lc 16,25d |
Lc 16,25e |
Lc 16,25f |
makarioi (zalig - geluukig) |
ouai humin (wee aan u) |
makarioi (zalig - gelukkig) |
ouai humin (wee aan u) |
|
kai (en) |
hoti (want) |
kai (en) |
|
|
hoi peinôntes (peinaô : hongeren) |
hoi empeplèsmenoi (de verzadigden) empimplèmi
: verzadigen, vol zijn |
hoi ptôchoi (de armen) |
tois plousiois (rijken) |
peinôntas eneplèsen (hongerigen verzadigde
Hij) |
ploutountas (die zich verrijkten) |
|
lazaros homoiôs (en Lazarus op gelijke wijze) |
|
su de (gij echter) |
nun (nu) |
nun (nu) |
|
|
|
exapesteilen (zond Hij heen) |
apelabes (gij hebt ontvangen) |
|
nun de (nu echter) |
|
hoti (want) |
hoti (want) |
hoti (wxant) |
hoti |
|
|
|
|
|
|
chortasthèsesthe (chortazô : gevoed worden,
verzadigen) (gij zult verzadigd worden) |
peinasete (gij zult hongeren) |
humetera estin hè basileia tou theou (het
uwe is het koninkrijk van God) |
apechete tèn paraklèsin humôn (want uw
vertroosting houdt u van u af) |
agathôn (met goederen) |
kenous (ledig) |
ta agatha sou (jouw goederen) |
ta kaka (de kwalen) |
hôde parakaleitai (vindt hij hier troost) |
odunasai (lijdt pijn) |
|
|
|
|
|
|
en tài zôèi sou (in uw leven) |
|
|
|
99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12
- Lc
6,20b-23 - Mt
5,3-12 - |
100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc
6,24-26 - |
99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 // (Mt
5,3-12 - Lc
6,20b-23 - Mt
5,3-12 - |
100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc
6,24-26 - |
4. Bezoek van Maria aan Elisabet : Lc 1,39-56 -
Lc
1,39-56 - |
4. Bezoek van Maria aan Elisabet : Lc 1,39-56
- Lc
1,39-56 - |
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus
: Lc
16,19-31 |
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme
Lazarus : Lc
16,19-31 |
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme
Lazarus : Lc
16,19-31 |
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme
Lazarus : Lc
16,19-31 |
Lc 12,13-15 (vermaning tegen hebzucht) - Lc 12,16-21 (de onverstandige
rijke) - Lc 16,1-9 (onrechtvaardige huishouder)
Welke houding maant Jezus aan tegenover rijkdom. Dat wordt duidelijk uit een
reeks verhalen. Nu al kunnen we zeggen dat Jezus ervoor pleit alle vaste goederen
te verkopen en het geld aan de armen te geven en hem te volgen. Hij is op weg
naar Jeruzalem waar Hij Gods koninkrijk zal stichten. Om hem te kunnen volgen,
moet je je ontdoen van alles wat je bindt. Misschien heeft Jezus en zijn leerlingen
gedacht dat het koninkrijk zou gesticht worden terwijl Jezus nog leefde. Met
zijn kruisdood kwam aan die droom een einde. Maar niet getreurd! Zij waren ervan
overtuigd dat Jezus bij God in de hemel was en spoedig als rechter en leidsman
zou wederkomen. Ook dan speelde bezit geen rol meer. Het was belangrijk samen
in gemeenschap zijn wederkomst op te wachten. Toen die wederkomst langer uitbleef
dan verwacht, was de ervaring van gemeenschap-zijn belangrijk en werd het gemeenschappelijke
bezit gezien in het licht van de gemeenschap. Maar hoelang zou men het op die
wijze kunnen volhouden, want de bron van inkomsten uit de verkoop van huizen
en goederen moet toch wel eens opdrogen. De aansporingen uit het evangelie en
de Handelingen zijn niet zomaar letterlijk naar onze tijd over te plaatsen.
Zo zien we dat nieuwe kloostergemeenschappen ervoor zorgen in eigen onderhoud
te voorzien door b.v. buitenshuis te gaan werken (zie de monikken van Jeruzalem
in Sint-Gillis Brussel).
Lc 12,13-15 (vermaning tegen hebzucht)
210.1 Lc 12,13a : inleiding op het verzoek
Lc 12,13a (iemand uit het volk ) - Lc
12,13-15 - |
Lc 12,14a (Jezus) - Lc
12,13-15 - |
Lc 12,15a (Jezus) - Lc
12,13-15 - |
|
ho (hij) |
|
|
de (echter) |
|
eipen (hij zei) |
eipen (zei) |
eipen (hij zei) |
de (echter) |
|
de (echter) |
tis ek tou ochlou (iemand uit het volk) |
|
|
autôi (hem) |
autôi (tot hem) |
pros autous (tot hen) |
210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15 |
210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15 |
210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15 |
Uit het bovenstaand overzichtje blijkt duidelijk dat de tekst uit drie delen
bestaat, telkens ingeleid door een inleidingsformule. In Lc 12,13 doet iemand
een verzoek aan Jezus om aan zijn broer te zeggen dat hij de erfenis zou delen.
In Lc 12,14 ontwijkt Jezus een antwoord te geven, waarbij hij gebruik maakt
van het bijbelcitaat Ex 2,14 : Wie heeft mij aangesteld tot beoordelaar en verdeler
over jullie ? Het woord meritès (verdeler) is wellicht gekozen onder
invloed van merisasthai : merizô : delen; mediaal : iets met iemand delen;
meris : deel ; meritès : verdeler. Daarna richt Jezus zich tot een ruimer
publiek. Hij waarschuwt voor hebzucht (pleonexia : pleon - echô : meer
hebben, het meer willen hebben). Want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven
is niet afhankelijk van zijn bezittingen. Deze laatste zin kan zowel slaan op
degene die de erfenis niet wil delen als de broer die zijn deel opeist. Bij
beide broers kan hun houding het gevolg van hebzucht zijn. Jezus overstijgt
de situatie waarbij de verzoeker zich onrechtvaardig behandeld weet en waarbij
Jezus de ander tot rechtvaardigheid had kunnen aanzetten. Jezus heeft wel andere
zorgen dan een erfenisbemiddelaar te zijn. Hij is op weg naar Jeruzalem. Hij
verlangt ernaar dat het koninkrijk van God kome. Hij pleit ervoor dat de erfgenamen
zich niet door hebzucht laten leiden.
De verdeling van de erfenis is geregeld door de wetten van Mozes en betreffen
de periode waarin men in het beloofde land woont. Mozes echter is nooit het
beloofde land ingetrokken. Hij was wel de leider om het volk uit Egypte te verlossen
en naar het beloofde land te leiden. Het beroep op een citaat uit Exodus maakt
duidelijk dat Jezus de nieuwe Mozes is. Hij is de leider en verlosser van het
nieuwe volk van God. Hij is op weg naar zijn ten-hemel-opneming; hij beleeft
zijn exodus. Bezit, vooral onroerend goed, kluistert de mens aan een bepaalde
plaats. Hij kan dan niet op weg gaan. Bezit kan de mens ook kluisteren aan de
aarde, aan het leven hier, waardoor geen plaats is voor een leven hierna. Het
erfdeel dat Jezus aan zijn leerlingen zal geven, is het eeuwig leven, niet een
bezit.
De indeling van de tekst in drie delen werd ingegeven door de inleidingsformule,
gevolgd door een uitspraak. Het tweede woord is telkens het partikel de (echter).
In de inleiding van de eerste zin tis ek tou ochlou (iemand uit het volk) (Lc
12,13a) worden de bestemmelingen in Lc 12,14a : autôi (aan hem) en Lc
12,15a : pros autous (tot hen) nl. het volk, voorbereid.
210.2 Lc 12,13b : een verzoek
Hier gaat het om een geschil tussen twee broers. Jezus wordt als pleiter (advocatus)
van de ene broer gevraagd. In het verhaal van Martha en Maria (Lc 10,38-42)
gaat het om twee zussen bij de ontvangst van Jezus. In dit verhaal gaat het
om verdelen en een verdeler. In het verhaal van Martha en Maria is er sprake
van het betere deel. Dat heeft betrekking op Maria die naar Jezus luistert.
In dit verhaal gaat het om bezittingen.
Lc 12,13b - Lc
12,13b - |
Lc 10, 40b - Lc
10,38-42 - |
didaskale (leermeester) |
|
eipe (zeg) |
eipon oun (zeg bijgevolg) |
tôi adelfôi mou (aan mijn broer) |
autèi (aan haar) |
+ infinitiefzin |
hina (zodat) ... + doelzin |
210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15 |
193. Maria en Marta : Lc 10,38-42 |
210.3. Lc 12,14b : het antwoord van Jezus
Ex 2,14 = Hnd 7,27 - Ex
2,11-22 - - Hnd
7,1-53 - |
Lc 12,14 - Lc
12,13-15 - |
|
anthrôpe (mens) |
Tís (Wie) |
Tís (Wie) |
se (u) |
me (mij) |
katestèsen (heeft aangesteld) |
katestèsen (heeft aangesteld) |
archonta (tot leider) |
kritèn (tot beoordeelaar) |
kai (en) |
kai (en) |
dikastèn (rechter) |
meristèn (verdeler) |
ef'èmôn (over ons) |
ef'humôn (over u) |
Ex 2,11-22 : Mozesvlucht naar Midjan |
210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15 |
.katestèsen : aorist van kathistèmi : aanstellen
De wijze waarop Jezus op het verzoek van de man reageert, vinden we terug in
Lc 22,58.60 waar Petrus reageert op de aantijging dat hij tot de kring van Jezus
behoort.
De reactie van Jezus gaat terug op Ex 2,14. In het verhaal van Ex 2,11-15 doodt
Mozes een Egyptenaar nadat deze een Hebreeër had neergeslagen. 's Anderendaags
wil Mozes tussenkomen tussen twee twistende Hebreeën. Degene die ongelijk
heeft, roept Mozes ter verantwoording en zegt: "Wie heeft jou als heer
en rechter over ons aangesteld?" Het gevolg ervan is dat Mozes de zaak
onbeslecht laat. De situaties van het verhaal van Mozes
en van het verhaal van het lucasevangelie zijn zeer verschillend. De gelijkenis
bestaat erin dat er een dispuut bestaat tussen twee broers over de verdeling
van de erfenis. Degene die zich onrechtvaardig behandeld weet, roept de hulp
in van Jezus. Jezus echter citeert uit het Exodusverhaal om bij de erfeniszaak
van de de twee twistende broers niet tussenbeide te komen.
- Cuvelier, Ferdinand . Titel: Jezus mysticus : naar het herontdekte Tomas-evangelie
/ vert. en toegel. door Ferdinand Cuvelier . Uitgave: Kapellen : DNB-Pelckmans
. Haarlem : Gottmer . Jaar: cop. 1990 . Opbouw: 22 cm - 190 p. Illustraties:
fig . Referentie: Met lit. opg . Classificatie: 227.7 (SISO) . 3 Godsdienst,
godgeleerdheid (UNESCO) . 631 (NUGI) . Trefwoord: Thomasevangelie; verklaringen
. Mystiek ; religie . Identificatie: (ISBN) 90 2891 543 5 - blz.141 : "Een
man zei : Spreek tot mijn broers zodat zij de goederen van mijn vader met mij
delen. Hij zei hem : Och mens, wie heeft van mij een verdeler gemaakt? Hij keerde
zich naar zijn leerlingen . Hij zei hen : Ben ik een verdeler? "
Het Thomasevangelie werd in 1945 gevonden te Nag Hammadi (Zuid-Egypte) . Naar
alle waarschijnlijkheid is dit Thomasevangelie ouder en Jezus-getrouwer dan
alle andere evangelies.
211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21 -
onrechtvaardige rentmeester : Lc 16,1-9
Blijkbaar wordt iemand die welstand beleeft en ervoor de nodige maatregelen
neemt, afgestraft. Het foutieve lijkt erin gelegen dat de man met aardse schatten
bezig was.
De tegenstelling tussen Jezus en deze man is frappant. Volgens Lc 9,51 zijn
Jezus'dagen geteld. Volgens Lc 12,16-21 lijkt het broodje van de rijke gebakken
en zou hij op twee oren mogen slapen. In het licht van de komende eindtijd zouden
alle gedachten en inspanningen moeten gericht zijn op die eindtijd. Dat doet
de rijke man echter niet.
Wie bezittingen heeft, wordt aangeraden, ze te verkopen en de opbrengst ervan
aan de armen te geven. Jezus en zijn leerlingen werden o.a. onderhouden door
vrouwen die hem volgden vanaf Galilea. Het wordt de mensen aanbevolen schatten
voor de hemel te verzamelen. Maar wat betekent dat? En is die hemel, dat eeuwig
leven, dan door allerlei goede werken te verwerven?
Lc 12,16a |
Lc 12,17a |
Lc 12,18a |
Lc 12;19 |
Lc 12,20a |
eipen (hij zei) |
kai dielogizeto (en hij overlegde) |
kai eipen (en hijzei) |
kai erô (en ik zal zeggen) |
eipen de (hij zei) |
de (echter) |
|
|
|
de (echter) |
parabolèn (een parabel) |
|
|
|
|
pros autous (tot hen) |
en heautôi (in zichzelf) |
|
tèi psuchèi (tot mezelf) |
autôi (aan hem) |
legôn (zeggende) |
legôn (zeggende) |
|
|
ho theos (God) |
211. Gelijkenis van de onverstandige
rijke : Lc 12,16-21 - Lc
12,16-21 |
|
|
|
|
Lc 12,17 |
Lc 12,18 |
kai dielogizeto en heautôi legôn (en hij overlegde
bij zichzelf zeggende) |
kai eipen (en hij zei) |
tí poièsô (wat zal ik doen) |
touto poièsô (dit zal ik doen) |
hoti ouk echô pou (omdat ik geen plaats heb waar) |
kathelô mou tas apothèkas kai meizonas oikodomèsô
(afbreken zal ik mijn voorraadschuren en ik zal grotere bouwen) |
sunaxô (ik zal vergaren) |
kai sunaxô ekei (en ikzal daar verzamelen) |
tous karpous mou (mijn vruchten) |
panta ton siton kai ta agatha mou (geheel mijn oogst en
al mijn goederen) |
211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21
- Lc
12,16-21 |
|
De vraag van een bepaalde wetgeleerde (Lc 10,25-37) - en van de rijke overste
(Lc 18,18-23) - luidde : Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?
Het antwoord in het verhaal van de wetgeleerde is : God beminnen boven alles
en je naaste helpen als jezelf. De rijke overste onderhoudt alle wettelijke
verplichtingen. Jezus raadt hem aan alles te verkopen, het aan de armen te geven
en hem te volgen.
De vraag van de onverstandige rijke "Wat zal ik doen?" laat de vraag
van de wetgeleerde en van de rijke overste meetrillen. De man had alles kunnen
verkopen, het aan de armen geven en Jezus kunnen volgen.
Het verhaal van de onverstandige rijke (Lc 12,16-21) gelijkt in opbouw op dat
van de onrechtvaardige rentmeester. Wat doet de rentmeester met het bezit dat
bij de anderen belegd is? Hij vermindert hun schuld. Daardoor worden de schuldenaars
wat minder arm en de schuldeiser wat minder rijk en worden de bezittingen wat
beter verdeeld. De onrechtvaardige rentmeester geeft op een onrechtvaardige
wijze een deel van het bezit van zijn meester weg - tenzij dat de rentmeester
volmacht over het bezit had.
De onverstandige rijke (Lc 12,16-21) dacht op rozen te kunnen slapen. Hij beschouwde
zich als een trotse bezitter van vele rijkdommen. Maar in feite is hij maar
een vruchtgebruiker, een rentmeester. En daarin gelijken het verhaal van de
onverstandige rijke en de verstandige rentmeester op elkaar. De ene is onverstandig
(Lc 12,20 : afrôn : onverstandige) . De andere is verstandig (Lc 16,8)
hoti fronimôs epoièsen : omdat hij op een verstandige wijze handelde)
, in die zin dat hij zich bewust is van zijn rentmeesterschap en dat niets hem
toebehoort en dat hij niets zal hebben wanneer hij van zijn rentmeesterschap
zal ontslagen worden. Dan zal hij moeten leven van de gastvrijheid van anderen.
Zo'n houding prijst Jezus. Want dat is de wijze waarop Jezus en zijn leerlingen
leven : niets bezitten en vertrouwen op de gastvrijheid van anderen. Zie Lc
16,4 : ... me zouden ontvangen in hun huizen. Verder schrijft Lucas : de zonen
van deze wereld zijn verstandiger (fronimôteroi : zie het woord fronimos
: verstandig) dan de zonen van het licht. De rentmeester heeft als het ware
zijn gastvrijheid afgekocht en kan hij - niets bezittend - toch goed leven.
En dat garandeert hem zelfs een uitzicht op de hemel : " het verblijf in
de eeuwige tenten" (Lc 16,9).
Lc 15,11 - Lc
15,11-32 - |
Lc 16,1 - Lc
16,1-9 - |
Lc 12,16 - Lc
12,16-21 - |
eipen de (hij zei echter) |
elegen de kai pros tous mathètas (hij zei echter
ook tot zijn leerlingen) |
eipen de parabolèn pros autous legôn (hij
zei echter een parabel tot hen zeggende) |
anthrôpos tis (een bepaalde mens) |
anthrôpos tis èn plousios (een bepaalde mens
was rijk) |
anthrôpoutinos plousiou (van een bepaalde rijke
mens)... |
eichen duo huious (had twee zonen)... |
hos eichen oikonomon (die had de economie - huishouden
- beheer) |
|
kai ekei dieskorpisen tèn ousian autou (en daar
verkwiste hij zijn bezit) |
hôs diaskorpizôn ta huparchonta autou (als
verkwistende zijn goederen) |
|
|
3. eipen de en heautôi ho oikonomos (de beheerder
echter zei bij zichzekf) |
kai dielogizeto en heautôi legôn (hij overlegde
bij zichzelf zeggende) |
|
tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...) |
tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...) |
|
uitvoering |
uitvoering |
240. Gelijkenis van de verloren zoon : Lc 15,11-32 |
241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc
16,1-9 |
211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc
12,16-21 |
Wat moet ik doen?
Deze vraag klinkt voortdurend terug in het evangelie . We vinden ze terug bij
de prediking van Johannes de Doper , Jezus, Petrus en Paulus.
Lc 3,8 - Mt
3,7-10 - Lc
3,7-9 - |
Lc 3,10-11 - Lc
3,10-14 - |
Lc 3,12-13 |
Lc 3,14 |
|
tí (wat) oun (derhalve) |
didaskale, tí (leermeester, wat |
tí (wat) |
poièsate oun karpous... (brengt derhalve vruchten
voort...) |
poièsômen (moeten wij doen) |
poièsômen (moeten wij doen) |
poièsômen (moeten wij doen) |
14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper :
Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10 - Mt
3,7-10 - Lc
3,7-9 - |
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende
standen : Lc 3,10-14 - Lc
3,10-14 - |
|
|
Mc 10,17 // Mt 19,16 // Lc 18,18 - Mc
10,17-22 - |
Mt 19,16 // Mc 10,17 // Lc 18,18 - Mt
19,16-22 - |
Lc 18,18 // Mc 10,17 // Mt 19,16 - Lc
18,18-23 - |
Lc 10,25 - Lc
10, 25-28 - |
Hnd 2,37 - Hnd
2,14-40 - |
Hnd 9,6 - Hnd
9,1-22 - |
Hnd 16,30 - Hnd
16,11-40 - |
Hnd 22,10 - Hnd
21,37-22,21 |
didaskale agathe (goede leermeester) |
didaskale (leermeester) |
didaskale agathe (goede leermeester) |
didaskale (leermeester) |
|
kai lalèthèsetai soi (en er zal u gezegd
worden) |
|
|
tí (wat) |
tí agathon (wat goeds) |
tí (door wat) |
tí (door wat) |
tí (wat) |
ho ti (wat) |
tí (wat) |
tí (wat) |
poièsoo (zal ik doen) |
poièsoo (zal ik doen) |
poièsas (te doen) |
poièsas (te doen) |
poièsômen |
se dei poein (je moet doen) |
me dei poiein (is nodig dat ik doe) |
poièsô (zal / moet ik doen?) |
(hina) opdat |
(hina) opdat |
|
|
|
|
hina (opdat) |
|
zôèn aiônion (eeuwig leven) |
schô zôèn aiônion (ik zou hebben
leven leven) |
zôèn aiônion (eeuwig leven) |
zôèn aiônion (eeuwig leven) |
|
|
|
|
klèronomèsô (ik zal beërven) |
|
klèronomèsô (ik zal beërven) |
klèronomèsô (ik zal beërven) |
|
|
sôthô (ik word gered) |
|
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 // Mt
22,34-40 // Lc 20,39-40 |
Hnd 2,14-40 : toespraak van Petrus |
Hnd 9,1-22 : Saulus in Damascus |
Hnd 16,11-40 : in Filippi |
Hnd 21,37-22,21 : verdedigingsrede tegenover het
volk |
Het antwoord op deze vraag klinkt: bekeer je, laat je dopen enz. Meer concreet
: doe werken die beantwoorden aan je bekering. Wat bezittingen betreft : verkoop
alles en geef de opbrengst aan de armen.
De aanmaning van Johannes in Lc 3,7-9 vertoont gelijkenissen met het verhaal
van Lc 16,19-31. Johannes wijst het beroep op Abraham af; de rijke in de Hades
doet tevergeefs een beroep op Abraham die hij steeds vader Abraham noemt. Johannes
waarschuwt dat de bijl klaarligt om de boom om te hakken en in het vuur te werpen.
Voor de rijke in Lc 16,24 komt de verwiitiging blijkbaar te laat : "want
ik lijd pijn in deze vlammengloed".
Lc 3,11b1 - Lc
3,11b - |
Lc 3,11b2 - Lc
3,11b - |
Mc 10,21 - Mc
10,17-22 - |
Mt 19,21 - Mt
19,16-22 - |
Lc 18,22 - Lc
18,18-23 - |
Mc 10,22 + Mt 19,22 - Mc
10,17-22 - - Mt
19,16-22 - |
Lc 18,23 - Lc
18,18-23 - |
Lc 12,33 - Lc
12,33-34 - |
Lc 10,28 - Lc
10, 25-28 - |
Lc 10,37 - Lc
10,29-37 - |
|
kai (en) |
|
|
|
|
|
|
|
|
ho echoon (wie heeft) |
ho echoon (wie heeft) |
hosa echeis ( wat jij hebt) |
|
panta hosa echeis ( al wat jij hebt) |
èn gar echôn (hij was immers hebbende) |
èn gar (hij was immers) |
|
|
|
duo chitônas (twee lijfrokken) |
brômata (voedsel) |
|
|
|
ktèmata polla (vele bezittingen) |
plousios sfodra (geweldig rijk) |
|
|
|
|
|
pôlèson (verkoop het) |
pôlèson sou ta huarchonta (verkoop
jouw bezittingen) |
pôlèson (verkoop het) |
|
|
pôlèsate ta huarchonta humôn
(verkoopt uw bezitiingen) |
|
|
metadotô (overhandige het) |
homoiôs poieitô (doet evenzo) |
kai dos (en geef het) |
kai dos (en geef het) |
kai diados (en verdeel het) |
|
|
kai dote eleèmosunèn (en geeft aalmoes) |
touto poiei (doet dit) |
kai su poiei homoiôs (en doe gij evenzo) |
tôi mè echonti (aan de niet hebbende) |
|
tois ptôchois (aan de armen) |
ptôchois (aan de armen) |
ptôchois (aan armen) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
kai zèisièi (en gij zult leven) |
|
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende
standen : Lc 3,10-14 |
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende
standen : Lc 3,10-14 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22
// Lc 18,18-23 |
213. Een onuitputtelijke schat in de hemelen : Lc
12,33-34 // (Mt 6,19-21) |
191. Vraag naar het grootste gebod : Lc 10,25-28 // (Mc
12,28-34) // (Mt 22,34-40) |
192. Gelijkenis van de barmhartige Samaritaan :
Lc 10,29-37 |
In de brief van Jakobus wordt gepleit voor een geloof met daden : Jak 2,14
: "Broeders en zusters, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof
heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo'n geloof hem soms redden? Stel
dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten... " En
er staat nog meer over de relatie tussen rijken en armen in deze brief.
Hnd 4,32-37 : ze hadden alles gemeenschappelijk
Deze tekst schetst een beeld van een eensgezinde gemeenschap waarin alles gemeenschappelijk
was en ieder ontving volgens zijn behoeften. Dat lijkt wel een ideaalbeeld.
Of het in werkelijkheid ooit zo bestaan heeft weten we niet. De brief van Jakobus
laat toch ook de kleinmenselijke kanten van de gemeenschap zien. De vraag echter
is of bezitloosheid nu in deze tijd als ideaal kan gesteld worden. Leggen we
niet eerder de klemtoon op onthecht-zijn aan het materiële en het delen
met anderen?
Luisteren naar Mozes en de profeten
Abraham verwijst naar Mozes en de profeten , d.i.de joodse bijbel of Tenach
(samengesteld uit de beginwoorden van de drie woorden : Torah : Wet = pentateuch
; Nebi'im : profeten en Ketubim : geschriften). Daar vinden we voorschriften
hoe je met rijkdom en armoede kunt omgaan. Maar die voorschriften werden vaak
niet toegepast. Zie Deut 15, 4 : Er zullen bij u trouwens geen armen zijn. Deut
15,7 : Is een van uw broeders in armoede vervallen... Deut 15,11 : Armen zullen
er altijd blijven in het land...
Vertalingen zijn soms tendentieus. Een titel als : de rijke vrek en de arme
Lazarus, is daarvan een voorbeeld. We kunnen de rijke slechts verwijten dat
hij geen oog had voor de arme en niets voor hem deed. Het verhaal wil zeggen:
deel met elkaar, nu je het nog kunt.
Lc 16,19 - Lc
16,19 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[19] Er was een rijk man, die gekleed ging in purper
en het fijnste linnen, en elke dag uitbundig feestvierde. |
|
|
|
|
Lc 16,20 - Lc
16,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[20] Aan zijn poort lag een zekere Lazarus; hij
was arm en zat onder de zweren. |
|
|
|
|
Lc 16,21 - Lc
16,21 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[21] Hij had graag zijn honger gestild met wat
er van de tafel van de rijke op de grond viel, maar nee, de honden
kwamen en likten aan zijn zweren. |
|
|
|
|
Lc 16,22 - Lc
16,22 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[22] Toen kwam de arme te sterven; de engelen droegen
hem in de schoot* van Abraham. Ook de rijke stierf, en werd begraven.
|
|
|
|
|
Lc 16,23 - Lc
16,23 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[23] In het dodenrijk sloeg hij gekweld door pijn
zijn ogen op en zag van verre Abraham met Lazarus in zijn schoot.
|
|
|
|
|
Lc 16,24 - Lc
16,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[24] “Vader Abraham,” riep hij, “heb
medelijden met me; stuur Lazarus om de toppen van zijn vingers nat
te maken met water, en er mijn tong mee te verkoelen, want ik lijd
hevig in dit vuur.” |
|
|
|
|
Lc 16,25 - Lc
16,25 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[25] Maar Abraham zei: “Kind, vergeet niet
dat jij het heel je leven goed hebt gehad en Lazarus altijd slecht;
nu wordt hij hier getroost, en jij lijdt pijn. |
|
|
|
|
Lc 16,26 - Lc
16,26 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[26] Bovendien, er gaapt tussen ons en jullie een
diepe kloof; al zou iemand van hier naar jullie willen oversteken,
hij zou het niet kunnen; evenmin kan iemand van daar naar ons komen.” |
|
|
|
|
Lc 16,27 - Lc
16,27 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[27] Maar de rijke zei: “Dan, vader, vraag
ik u hem naar mijn ouderlijk huis te sturen, |
|
|
|
|
Lc 16,28 - Lc
16,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[28] want ik heb nog vijf broers. Laat hij hen
gaan waarschuwen, zodat zij niet eveneens terechtkomen in dit oord
van pijn.” |
|
|
|
|
Lc 16,29 - Lc
16,29 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[29] Maar Abraham zei: “Ze hebben Mozes* en
de Profeten; daar moeten ze naar luisteren.” |
|
|
|
|
Lc 16,30 - Lc
16,30 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[30] Maar hij zei: “Nee, vader Abraham, als
iemand van de doden naar hen toe komt, dan zullen zij zich bekeren.” |
|
|
|
|
Lc 16,31 - Lc
16,31 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
Synopsis Denaux-Vervenne |
(Liturgische lezing) |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
|
[31] Maar Abraham antwoordde: “Als ze niet
naar Mozes en de Profeten luisteren, dan zullen ze zich ook niet laten
overtuigen als iemand uit de doden opstaat.” ’ |
|
|
|
|