gerelateerde pagina:
de gasoorlog |
De tweede slag bij
Ieper is in hoofdzaak het verhaal van gasaanvallen. Vooral de eerste Duitse
gasaanval van 22 april 1915 was zo een complete verrassing en de
panische reactie van de Franse troepen was zo hevig, dat schijnbaar niets de Duitsers
nog in de weg stond om het Ieperboogfront op te rollen. Als ze tenminste
zelf in hun succes hadden geloofd en genoeg reservetroepen hadden voorzien
om in de ontstane bres te "springen". Maar na wat terreinwinst groefden de
Duitsers zich in aan
een
vooraf bepaalde lijn. Latere (gas)aanvallen zullen weliswaar nog terreinwinst
opleveren maar geen
doorbraak.

|
"Na
een tijdje klaarde het op en we stapten langs de leeggelopen gasflessen. Wat
we zagen was de dood... niets leefde nog. Zelfs het ongedierte was uit de
holen gekropen om te sterven. Overal lagen dode ratten, konijnen en muizen. De
geur van gas ging nog in de lucht. Het bleef hangen tussen de weinige struiken
die er nog stonden.De Franse loopgraven waren leeg maar de volgende honderden
meters lagen overal lichamen van gestikte Fransen. Het was ongelofelijk. Toen
zagen we ook enkele Britten. Je kon goed zien waar de mannen aan hun gezicht
en keel geklauwd hadden in een poging om toch wat te kunnen ademen. Sommigen
hadden op zichzelf geschoten. In de boerderijen lagen de paarden dood in hun
stallen. Koeien, kippen, alles en iedereen was dood .Alles, zelfs de
insecten".

|
Willy Siebert , die
gediend heeft als de "stinkpioniere": de spotnaam die speciale "gasregiment"
kreeg.
(overgenomen uit een brochure
"Gas over Langemark"
samengesteld door Robert Missinne). |
Chronologie van de voornaamste
oorlogshandelingen:
de site
www.wo1.be
toont voor de tweede slag om Ieper, uitzonderlijk gedetailleerd, de
frontbewegingen met bewegende digitale
beelden. |
Om
het vastlopen van de oorlog in loopgravenstellingen zoekt de Duitse
legerleiding naar "verrassende" middelen om daar in het voorjaar 1915 een
einde te kunnen aan stellen. Wetenschappers uit de reeds goed ontwikkelde
Duitse chemische industrie denken dat middel aan de hand te kunnen doen:
gas. De eerste experimenten ondermeer aan het Russisch front zijn weinig
overtuigend. Maar ene professor Haber stelt een methode voor waarbij
chloorgas als een "wolk" over de vijandelijke linies kan afgeblazen worden.
De hoogste legerleiding keurt, weliswaar met enig scepticisme, die plannen
goed. De Ieperboog wordt tot locatie uitgekozen. Het scepticisme
stijgt nog omdat een de "gunstige windrichting" uitblijft om het gas te laten
afdrijven over de vijandelijke
linies...Uiteindelijk zullen er 168.000 kilo chloor "ontsnappen" uit
ongeveer 6.000 flessen.

|
Vanaf half
februari 1915 worden gasflessen ingegraven vanaf de Meenseweg noordwaarts tot het
Polygoonbos. Begin maart gebeurt dit ook bij Hill 60. Maar de wind wil maar niet
waaien vanuit oost tot zuid. Op 5 april worden dan ook flessen ingegraven ten
noordoosten van Ieper: van Steenstraete tot aan de weg van Langemark naar Poelkapelle. Op
22 april zullen de weergoden de Duitsers hier gunstig gezind
zijn. Rond 17h00 kan dank zij de noord-oosten wind het gas eindelijk gelost worden...
Het was zonnig en er
waaide een zacht briesje uit het noorden tot noordoosten...
In
die dagen wordt er veelvuldig melding gemaakt dat er ook gasgranaten
werden afgeschoten waarvan de "inzetbaarheid" niet
afhankelijkheid was van de windrichting. Deze granaten kunnen op dat
moment alleen en of andere samenstelling van traangas
bevat hebben. Uiteraard had dit "irriterend" maar niet dodend
gas een niet te onderschatten uitwerking maar wellicht was het de
bedoeling om paniek te veroorzaken bij de Geallieerden temeer de
frontsoldaten totaal niet vertrouwd waren met de uitwerking van wat voor
gas dan ook.

|
Het
zijn Franse troepen die de volle laag zullen krijgen. Het is vooral het
onbekende die hen op de "chaotische" vlucht zal drijven van een verschijnsel waartegen
zij niet werden gewaarschuwd en niet de minste bescherming voorhanden is. De
Canadezen op de oostelijk flank en de Belgen op de westelijke flank hebben
minder last van het gas en zullen hun stellingen behouden. Zij zullen
zijdelinks blijven vuren op de achter de gaswolk aanstormende Duitsers wat
alvast daar de doorbraak belemmerd heeft. In het midden van het
aanvalsgebied (tussen Boezinge en Langemark) is er nauwelijks iets dat de
Duitsers kan tegenhouden. Maar tot verbazing van de Geallieerden graven de
Duitsers zich in aan een blijkbaar vooraf bepaalde lijn. Er was nochtans
een opening in de geallieerde linies van zes kilometer breed tot vier kilometer diep.
Hier
ligt een zware verantwoordelijkheid bij de legerleiding. Er waren allerlei
berichten binnen gekomen die erop wezen dat er een gasaanval op komst was.
Nu hadden die berichten op zichzelf mogelijks een twijfelachtig karakter
maar te samen gevoegd hadden ze toch een belletje moeten laten rinkelen.
Het basisprobleem was dat die legerleiding technisch veelal te weinig geschoold
was, van nature betweterig en dominant, en eigenlijk geen klare kijk had op een oorlog die meer en meer met
industriële middelen zou worden uitgevochten.

|
Wat
moeten we ons bij dergelijke chloorgaswolk voorstellen? Wat die 22
april 1915 om 17h.00 betrof trok een geelgroene, later geelroze (bijgekleurd door de
avondzon ) wolk aan een snelheid van een kleine twee kilometer per uur
over een front van ongeveer 6 kilometer. De wolk steeg van 10 tot 30 meter
boven het aardoppervlakte en bleef 900 meter consistent om nadien langzaam
te verdunnen (cijfers
uiteraard bij benadering).
Eigenlijk had men, bij een min of meer correcte onderkenning, die wolk bij
een elastische terugtocht relatief gemakkelijk kunnen ontwijken. De
klimatologische omstandigheden waren die vooravond van de 22ste
bevredigend. Latere "gaswolkaanvallen" , hadden "last" van
teveel wind waardoor er te snel "verdunning" optrad. Te weinig
wind bracht met zich mee het risico van windwervelingen waardoor het gas
weleens "terug waaide" in eigen linies zoals ondermeer op Hill
60 zou gebeuren mede versterkt door de luchtverplaatsingen die
"ingeschoten" granaten veroorzaakte...
Er zouden die bewuste 22 april 1915 ongeveer 1.200 "gasdoden"
vallen en
3.000 andere werden al dan niet permanent door het gas aangetast (
cijfers IFFM). |
Reeds de avond van de
22ste doen Canadese bataljons een eerste tegenaanval waarbij het zogenaamde Kitchener wood
(ten noordwesten van Sint Juliaan ) wordt heroverd. Maar doordat die actie niet
voldoende op de flanken wordt
gevolgd moeten de Canadezen zich terugtrekken. Ook de
23ste kunnen de Canadezen
andermaal wat terrein terugnemen, terwijl op een andere plaats, tussen Poelkapelle en
Langemark waar hun posities die al te
zeer in een punt lagen, ontruimd worden. Verontrustender is dat de
Duitsers in de sector van de Fransen een bruggenhoofd, die ze de dag voordien bij Steenstraete over het Ieperlee hadden geslagen,
gevoelig hebben kunnen uitbreiden. Gelukkig dat daar op de noordflank zowaar Belgen
liggen die vanuit goed uitgebouwde stellingen zijdelinks de Duitsers blijven bestoken.
Bij de Franse verdediging daarentegen is een en al improvisatie en zelfs
chaos, niet het minst omdat
zij nagelaten hebben hun verdedigingsstelsel in de diepte uit te bouwen.

|
De
24ste laten de Duitsers, ditmaal maar over een bescheiden lengte, gas
afdrijven over de Canadese stellingen waardoor ze vrij veel terrein ten
noordoosten van Sint Juliaan konden veroveren. Het
dorpje
Sint Juliaan zal die dag trouwens eventjes in handen komen van de Duitsers.
Maar een tegenaanval zal hen later die dag doen besluiten het
dorp te ontruimen. De Geallieerden trekken de ruines van het dorp echter niet
binnen zodat Sint Juliaan in de nacht van 24 op 25 april onbezet
blijft. De 26ste nemen de Duitsers opnieuw het dorp
in. Een
(slecht
gecoördineerde) Britse aanval zal daar niets aan kunnen veranderen. Integendeel: de Duitsers
zullen op 27 april (na een nieuwe gasaanval) in de (zuidelijke) richting 's Graventafel nog verder vooruitgang boeken. Dan treedt er een
rustpauze op. Bij de Britten rijpt het idee om het front in tekorten. Een
hoge Britse bevelhebber (Smith Dorrien) die het eerst dat idee geopperd heeft wordt
ontslagen, maar zijn opvolger zal datzelfde plan stande pede goedkeuren. Of
hoe het vertrouwde verhaal van de boodschapper van slechte tijdingen en dan van kant
gemaakt wordt, ook hier werd nagespeeld.

|
Zes
dagen later (de nacht van 3 op 4 mei) is het zover: het gebied dat (zuidelijk) ligt tussen de nieuwe
frontlijn in noordelijke helft van de Ieperboog en de Meenseweg wordt door
de Britten ontruimd. Op zijn maximum lengte (van Broodseinde tot voor de
Frezenberg, met de dorpskern van Zonnebeke middenin) betekende dat ongeveer vier kilometer
terugtrekken, ter hoogte
van de Meense weg nog één kilometer. De Duitsers volgen euforisch. Op
8 mei zullen ze de nieuwe
Britse linies aanvallen. Gedurende zes dagen woed de
zogenaamde strijd om de Frezenberg. Het levert de Duitsers de strategisch
belangrijke hoogten op van de Zandberg, de Westhoek en de Frezenberg.

|
Nog een
laatste maal zullen de Duitsers op een doorbraak proberen te forceren. In de
nacht van 23 op 24 mei zullen zij
andermaal gas laten drijven over de Britse linies. Tegen de avond van 24 mei is het resultaat eerder
beperkt. Hoewel de breedte van de gasaanval die van 22 april overtreft en de
densiteit van het gas wellicht ook, is het front maar op enkele plaatsen
opgeschoven. De zogenaamde "Mouse trap farm" wordt door de Duitsers
veroverd en ook de inname Bellewaarde farm is weliswaar strategisch een belangrijke
overwinning maar dit alles is toch maar van plaatselijk belang.
Het effect van de "chloorgaswolk"
is
grotendeels door de tegenstander geneutraliseerd. Daarmee werd ook de tweede
slag om Ieper als afgelopen beschouwd.
Het gearceerde deel op de
kaart is het gebied dat de Duitsers innamen met de tweede slag om Ieper.
|
 |
..... en de burgerbevolking?
Toen
in 1914 met de komst van de winter
het front zich stabiliseerde bleef de bevolking, voor zover
dit kon en mocht, verrassend dichtbij de gevechtszone verder wonen en
werken. Aan Duitse zijde was hieromtrent minder tolerantie dan aan
geallieerde zijde. Dorpen als Moorslede, Passendale en Westrozebeke
en andere dicht bij het front gelegen dorpen werden manu militari
ontruimd . Schrijnend was het lot van de rusthuisbewoners die
naar Roeselare en Torhout werden “afgevoerd” en er de eerste
weken en maanden in grote getalle zullen sterven bij gebrek aan
enigszins gepaste behuizing en verzorging.
Aan de geallieerde kant bleven op vaak maar een drietal kilometer
achter de frontlinie bleven mensen in hun vertrouwde woonomgeving. Soms
kletterden verdwaalde kogels tegen de gevels aan zoals op Pilkem
maar bij momenten kon het land bewerkt worden en werden er
tegen vergoeding voor de soldaten een aantal “hand en
spandiensten” geleverd
waardoor men in zijn levensonderhoud kon voorzien. De vuurkracht aan
het front bleef die hele eerste oorlogswinter relatief beperkt en
ook in het voorjaar leek daar niet direct veel verandering in te
komen…..
Met de gasaanval op 22 april 1915 kwam daar in de noordelijke helft
van de Ieperboog brutaal een einde. De
bewoners van Pilkem tot Boezinge werden meegesleept in de algehele
paniek, raakten elkaar kwijt. Sommigen konden tijdig vluchten,
anderen die door het gas bevangen waren, werden door de Duitsers
ingehaald en wie het overleefde kwam uiteindelijk veelal in Roeselare
terecht.
Rond die tijd begonnen de Duitsers ook met zeer zware kalibers Ieper te
beschieten. Dat was niet nieuw want
reeds vanaf eind oktober 1914 waren er beschietingen geweest
en zowaar enkele vliegtuigbombardementen. Dat had toen een
aantal slachtoffers gemaakt onder de Ieperlingen en vluchtelingen
die daar waren gestrand zodat er
heel wat verder westwaarts trokken naar veiliger oorden. Er had ook
een tyfusepidemie gewoed die slachtoffers had geëist maar toch
waren ondanks alles nog verrassend veel mensen in
Ieper gebleven.
Door nog intensere beschietingen eind april 1915 zou daar verandering
in komen en dwong de
Britse militaire overheid zonodig de laatste burgers tot vertrek. Op
5 mei zullen alle burgers Ieper verlaten hebben. Ook o.a in Boezinge waren intussen al lang alle burgers weggetrokken.
Door het inzetten van een krachtig kanon ( Lange max ) konden de
Duitsers nu ook aanvoercentra als Poperinge en Veurne en zelfs
Duinkerke beschieten. Nu vielen daar ook slachtoffers en had dit een
uittocht van burgers tot gevolg. Het kanon werd relatief snel
onschadelijk tijdelijk, daarna definitief onschadelijk gemaakt door
luchtbombardementen en artilleriebeschietingen.( In 1917 zullen de
Duitsers opnieuw een “Lange max” een tijdlang “operationeel”
hebben).
Luchtbombardementen zullen trouwens later in de oorlog aan kracht en
intensiteit winnen en tot gevolg hebben dat er burgers langs
weerzijden van de frontlijn ( en soms een gheel eind daar vandaan)
er in toenemende mate slachtoffer van
worden. In een ruim gebied zal de dood
een touw metgezel worden die als het ware op elk moment
letterlijk uit de lucht kon vallen.
Meer
over lange max op: http://users.belgacom.net/gc153876/
of voer " Lange Max " in de zoekmachine.
|
Literatuur: |
Ronduit briljant, zowel uit menselijk oogpunt als verhaaltechnisch is het
werk van Aurel Sercu "Van de oorlog hoor ik niets" dat gebaseerd is op het
dagboek van een dove vrouw die op die beruchte 22 april 1915 (eerste Duitse
gasaanval) op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was en door haar
handicap niet kan beseffen dat ze de verkeerde dingen deed. Geen enkel
plaatselijk oorlogsverhaal is zo aangrijpend geëvoqueerd en telkens met de juiste
toets tot bij de hedendaagse lezer gebracht als door Aurel Sercu.
Oorlogsliteratuur op zijn best.
In
"Boezinge 1914-1918" (Steen Baccarne) wordt de tweede slag om Ieper
breedvoerig behandeld, uiteraard gefocust op Boezinge en onmiddellijke
omgeving. In Langemark - Sint Juliaan maakte Robert Missinne zich bijzonder
verdienstelijk door talrijke publicaties en tentoonstellingen. Het valt op
dat het noordelijk deel van de Ieperboog (Boezinge tot Geluveld) historisch
grondiger werd geëxploreerd dan het zuidelijk deel.
Ook aangehaald in het boek van Aurel
Sercu blz 137, maar uitvoeriger behandeld in andere bronnen is het
verhaal van de Pilkemse familie Desmedt. Zoals nog talrijke families
waren zij blijven wonen op enkele kilometers van de frontlijn. Een
gevel werd zelfs af en toe geraakt door "Duits vuur" maar
al bij al was het daar blijkbaar "nog een leven waard".
Met de gasaanval sloegen de burgers, samen met Franse soldaten op de vlucht
voor die geelroze wolk die op hen afdreef maar waarvan het gas
gelukkig al "verdund" was. In het geharrewar en de paniek
en nog onmiskenbare, hoewel niet dodelijke uitwerking van het gas de familie Desmedt -net als de familie van de dove vrouw, waar
het boek van Aurel Sercu in hoofdzaak over gaat- elkaar kwijt. Sommigen kwamen in de geallieerde
sector terecht, anderen raakten bedweld en/of getroffen door
schrapnels en werden uiteindelijk door
de Duitsers naar Roeselare overgebracht.
|
|
 |
|