Homepage voorouderstaat bidprentjes soldaat van Napoleon naam |
|
Onze gewesten (1600-1830)Van Spanjolen tot
Sanskulotten
Binnen
het Bourgondische Rijk, waarvan het Graafschap Vlaanderen in de 16de eeuw
deel uitmaakte, ontstond de Republiek der Verenigde Nederlanden. In 1648
scheidden de Zuidelijke Nederlanden (Graafschap Vlaanderen, Hertogdom
Brabant, Groothertogdom Luxemburg, prinsbisdom Luik met het Graafschap Loon,
...) zich af bij de Vrede van Münster. De Zuidelijke
Nederlanden blijven tot 1713 onder Spaans gezag, terwijl ze bij de Vrede van
Utrecht in 1713 aan Oostenrijk werden toegewezen. In 1792 werd het gebied door de Fransen bezet en in 1794
ingelijfd. Boeren
heropenden parochiekerken, haalden de ondergedoken pastoors terug en
vernietigden de lijsten van dienstplichtigen en belastingsbetalers. Het
verzet hield niet lang stand : de Franse generaal Collaud sloeg de opstand
neer : op 5 december 1798 was met de inname van Hasselt de opstand voorbij.
In totaal werden duizenden gearresteerd, honderden gedeporteerd en de leiders
van de opstand (Constant, Corbeels en Meulemans) terechtgesteld. De belangrijkste
leider, Van Gansen, slaagde erin onder te duiken. De opstand die geleid was
geworden door burgers en uitgevochten door boeren was voorbij, de hoop op
Engelse steun was tevergeefs geweest. In 1819 vaardigde de regering een decreet uit waardoor vanaf 1823 het
Nederlands de enige officiële taal werd van de provincies (de indeling in
provincies was een nalatenschap van de Fransen) West-Vlaanderen,
Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg. Vier jaar later werd de werking van
dat decreet uitgebreid naar het Vlaamse deel van de provincie Zuid-Brabant,
te weten de arrondissementen Leuven en Brussel. Even zag het ernaar uit dat
het Nederlands alle Vlaamse dialecten zou overkoepelen. Het
verzet tegen Willem I nam toe. In 1829 haalde hij bakzeil en zag zich
verplicht het gebruik van het Frans opnieuw toe te staan voor de behandeling
van sommige administratieve en gerechtelijke stukken in de Vlaamse
arrondissementen. In juni 1830, dat is nog vóór de Belgische Omwenteling
plaatsvond, ging de koning overstag en riep de absolute
"taalvrijheid" uit. De verfransing van Vlaanderen kon weer
doorgaan.
De “septemberdagen” van 1830
betekenden het einde van het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk
België kreeg vorm en grondwet. Op 21 juli 1831 legde Leopold von
Saksen-Coburg-Gotha de eed af als Leopold I, Koning der Belgen. Kiezen tussen pest en cholera…
Pest
In 1668 woedde de pest in Doel. Meester Jacques werd aangesteld
als pestmeester. Dagelijks vielen er slachtoffers. Zieken en gezinsleden van
slachtoffers uitten klachten dat meester Jacques meer dronken was dan
nuchter. Hij werd tevens beschuldigd van ‘mismeesteringen’. Dit alles leidde
tot zijn ontslag en de aanstelling van een chirurg uit Antwerpen. De
overlijdens verminderden onmiddellijk… Tussen 1300 en 1750 spreekt men
van ‘enkele tientallen’ pestgolven. Meestal betrof het builenpest, met de pijnlijke zwellingen van de
lymfeklieren in lies en oksel, die na enkele dagen etterig doorbraken. Wie
eenmaal besmet was had minder dan 50% kans op overleven. Bij sommige epidemieën
was de sterfte zo massaal dat 1/3 of meer van de bevolking om het leven kwam.
Dokters, notarissen, geestelijken en lijkdragers werden als gevaarlijke
beroepen beschouwd. Met hoge beloningen trok men pestmeesters, pestdragers en
pestdokters aan. Na een grote epidemie bleef de infectie hier en daar hangen
en gaf gedurende jaren kleine, vaak plaatselijke opstoten, vooral op het
einde van de zomer. Pestepidemieën leidden tot migratie van grote
bevolkingsgroepen om de kwaal te ontwijken, wat vaak tot een verdere
verspreiding van de ziekte leidde. Meestal was er na een ernstige pestgolf
een langere periode met weinig sterfte door pest, doch helemaal verdween de
ziekte zelden. Vanaf 1675 is de pest, in de Republiek der Verenigde
Nederlanden verdwenen en niet meer teruggekomen. Wel zijn er nog enkele
ernstige uitbraken geweest in het begin van de 18e eeuw in
Zuid-Europa. Tyfus Tyfus in Vlaanderen. Van 1846 tot 1848 was er een stijging van
de mortaliteit in België. Dit was grotendeels te wijten aan de tyfus- en
cholera-epidemie. In Vlaanderen lag het sterftecijfer het hoogst. Van de
boorlingen haalden 27,7% het eerste levensjaar niet. De tyfusInfectie wordt veroorzaakt door de bacterie Salmonella typhi. De besmetting kan plaatsvinden door het drinken van ongekookte melk, water of door voedsel dat door een drager is besmet De ziekte begint na een incubatietijd van 7-14 dagen met hoofdpijn, opgezette buik en buikpijn, misselijkheid, diarree,… De koorts loopt langzaam op in de loop van de eerste week tot temperaturen boven de 40°C. Rode
loop (dysenterie) 1846, dysenterie in gemeenten van de arrondissementen
Brussel, Mechelen en Dendermonde. Na de pest zien we, vanaf 1672,
regelmatig epidemieën opduiken van rode loop (bloedloop) en persloop (gewone
dysenterie), die minder catastrofaal waren dan de pest, maar niettemin grote
sterfte veroorzaakten. Deze darminfectie heeft het sterftepatroon in de 18e
eeuw en het begin van de 19e eeuw getekend. Sterfte van 5% van de
bevolking waren bij een flinke dysteriegolf niet uitzonderlijk. Cholera Gent. 1832 cholera ;
1838-40 mazelen ; 1847 typhus; 1849 opnieuw cholera ; 1851 pokken en cholera
; 1854 cholera ; 1865 en 1866 nogmaals cholera ; 1871 typhus en pokken. De cholera (braakloop) is een infectieziekte van de darmen die
zich vooral in de 19e eeuw voordeed, toen de handel met het Verre
Oosten weer op gang kwam. Braakloop verspreidde zich dan ook meestal vanuit
de havenplaatsen. In Duitsland was het Hamburg en in Engeland Liverpool, die
als kern fungeerden van epidemieën die massaal door Europa trokken. Deze
ziekte kenmerkt zich door hevige diarree en veel vochtverlies. “De vreselijke cholera- epidemieën die ons land in de jaren
1832-33, 1849, 1853-54, 1859 en 1866-67 troffen, noopten het bestuur van de
gasthuizen veel wezen, kinderen van de slachtoffers der epidemieën, in de
tehuizen onder te brengen om ze uit de besmette plaatsen weg te halen. Zo
diende Sint-Julianus als afzonderingstehuis, vooral in de periode
augustus-oktober 1859 en ook in 1866, toen 285 kinderen en volwassenen in de
afzondering gehouden werden.” In 1849 werd Doel
geteisterd door de cholera. De brik ‘Medora’ had de ziekte meegebracht uit
een oosters land en de bemanning werd in ‘quarantaine’ ondergebracht in
barakken tussen de Witte Brug en Liefkenshoek. De gemeenteraad besliste dat
alle bestaande grachten en stilstaande wateren moesten gedempt worden. Op 22
juli 1849 kwam er een verordening dat alle lijken binnen de zes uren na
overlijden moesten begraven worden, zonder lijkdienst in de kerk. De toegang
en bewoning van besmette huizen was verboden. Begin 1866 brak opnieuw
cholera uit. Het besmette Breemse barkschip ‘Agnes’, lag voor anker in Doel
en de slachtoffers werden rechtstreeks naar het fort gebracht. De
gemeenteraadverbood alle contact met Liefkenshoek. Niemand mocht verder gaan
dan de ‘Steenen Beer’. Genezing van de ziekte kende men toen nog niet. Men
gaf de raad om de zieke te verwarmen met wollen dekens, heet zand en kruiken
met warm water. De apothekers verkochten ‘ Elexir tegen Cholera’. De lichamen
van de overleden slachtoffers aan cholera werden begraven in de schorren, om
besmetting van het Doelse kerkhof te vermijden. Hongersnood “ Erger is
echter het feit dat hij waarschijnlijk veel honger geleden heeft in 1845 en
in 1848-49. Inderdaad, in Vlaanderen wordt de ellende ten top gedreven door
mislukte aardappel- en roggeoogsten. De jaren 1848 en 1849 zijn gruwelijke
sterfjaren in geheel België, mede door de cholera.” Pest en honger waren vrienden. Vaak ging een hongersnood aan een
pestgolf vooraf. Voedselgebrek leidde tot massale rattensterfte, zodat – voor
het bloedzuigen – de vlooien van de rat op de mens oversprongen en aldus
besmetting veroorzaakten. Na een pestepidemie ontstond vaak een gebrek aan
werkkrachten, en daardoor een voedseltekort. Niet zelden ontstond een
machtvacuum omdat bestuurders door de pest waren weggevallen. Onderdrukte
boeren namen soms de kans om in opstand te komen. Ook werden oorlogen
begonnen omdat men de vijand, door de pest, ernstig verzwakt achtte. “… in de
desastreuze jaren 1840-1850 : graan- en aardappeloogsten mislukten ; in 1847
kwam er tyfus bij en in 1848 cholera.” Vanaf de 19de eeuw
wordt de aardappel het volksvoedsel bij uitstek omdat hij de maag beter vult
dan brood. In juli en augustus 1845, geholpen door een vochtige atmosfeer,
veroorzaakt een extreem virulente vorm van de schimmel Phytophtora Infestans,
eerst in België (streek van Kortrijk?) en Nederland en nadien in gans Europa,
een onvoorstelbare misoogst. De verliezen worden geschat op 1/4 tot 1/2 van
de oogst. In West- en Oost-Vlaanderen op meer dan 90 %. Begin juli 1846
verschijnt de ziekte opnieuw en blakert in twee, drie weken tijd de
aardappelvelden zwart. De catastrofe is volledig want ook de roggeoogst
mislukt. Vlaanderen en gedeelten van Brabant, Namen en
Luxemburg lijden honger, een sedert de Middeleeuwen ongekende ervaring. Het
plunderen van een bakkerij te Brugge op 2 maart 1847 is het signaal voor een
hongeroproer. In 1848 is 35% van de
bevolking in West-Vlaanderen afhankelijk van de openbare armenzorg. De
uitgeputte bevolking van de dichtbevolkte provincies West-Vlaanderen,
Oost-Vlaanderen en Brabant wordt een gemakkelijke prooi voor de snel om zich
heen grijpende tyfusepidemie van 1847-1848 en cholera in 1848-49 en 1866, de
meest noodlottige. "Le mal flamand" was toen
zelfs een medische term : sterven aan ondervoeding en uitputting. |
Spaanse bewind Aartshertogen Albrecht & Isabella Oostenrijkse
bewind
Jozef
II, de keizer-koster Franse
bewind
Napoleon I
Hollandse bewind
Willem I
Onafhankelijk
België
Leopold I
Cort advys der doctoren van
Antwerpen teghen de peste. Verm. ende distinctelijcker de oorsake, teeckenen
oock der doode lichaemen, prognostike, onderscheyden, ende curatie
gheexpliceert. Daer by ghevoecht de ordonnancie der Magistrate om peste te
weiren, ende hoemen de huysen, meubelen en cleeren suyveren sal, met beter
maniere als oydt te voren ghedaen is. Ende hoe de biechtvaders ende
medicijnen de gheinfecteerde persoonen visiterende hen praeserveren sullen Lazarus Marcquis; Antwerpen 1633 De
broederschap van den heyligen Carolus Boromaeus ... ingestelt in de Kercke
van de E.P. Carmelieten binnen Antwerpen ... met schoone onderwijzinghen,
vermaningen, ende vierige gebeden tegen de pest. Antwerpen :
Wed. J. Cnobbaert 1655. Histoire
de la dysenterie ´epidémique qui, en 1846, sévit dans quelques communes des
arrondissements de Bruxelles, de Malines et de Termonde J.-B. Groenendaels; Malines : Olbrechts
1847. Rapport sur
le typhus qui a regné dans les Flandres, pendant les années 1846, 47 et 48 Soc. de Méd. de Gand 1848De dorps-alchemist
Jan Steen 1660 De luizenjacht
Gerard ter Borch ca. 1653
De kwakzalver-tandarts Jan Steen ca.1660 |