Renée Vivien (Londen °1877 - Parijs +1909) was het pseudoniem van Pauline
Mary Tarn. Zij schreef in het Frans maar was opgevoed in Engeland. Op haar
eenentwintigste emigreerde zij definitief naar Frankrijk, nadat zij en haar
Amerikaanse moeder het fortuin hadden geërfd van Viviens' Schotse vader.
Violet Shilleto -Viviens' jeugdvriendin en minnares- introduceerde haar eind 1899
bij Natalie Clifford Barney. Deze laatste was
een rijke Amerikaanse schrijfster
die een actief lesbisch leven leidde in Parijs en ook een relatie had met, ondermeer,
de courtisane Liane de Pougy, Gravin Elisabeth de Gramont, de Amerikaanse
schilderes Romaine Brooks en de Normandische schrijfster Lucie Delarue.
Barney stichtte een literair salon (Rue Jacob 20) en organiseerde er ook feesten
voor vrouwen in haar kleine Griekse tempel (Temple de l’Amitié). Vivien begon
een intieme relatie met haar, maar leed onder de ontrouw van haar promiscue
minnares. Bovendien werd ze erg aangegrepen door de dood van Violet Shilleto
in 1901, die niet alleen haar boezemvriendin was, maar ook een inspiratiebron
voor haar poëzie. Voor de tweede keer in haar leven deed ze een zelfmoordpoging.
Op het einde van 1901 ontmoette Vivien de barones Hélène de Zuylen de Nyevelt
met wie ze enkele jaren een intieme relatie zou hebben.
De schatrijke barones werd haar steun en toeverlaat. Ook op literair gebied
werkten zij enige tijd samen. Dit belette Vivien niet om in 1904 met Natalie Clifford
naar Lesbos te reizen, waar ze een Sapfische kunstenaarskring probeerden
te vestigen. Het plan mislukte en Vivien keerde terug naar barones de Zuylen.
Nadat Vivien een brief ontving van een mysterieuze bewonderaarster
uit Constantinopel ontstond een drukke correspondentie. De briefschrijfster was
Kérimé Turkhan Pasha, de vrouw van een Turkse diplomaat. Enige tijd later
begonnen ze mekaar clandestien te ontmoeten, alhoewel Vivien nog steeds
samen was met barones de Zuylen. De mooie Kérimé was in het Frans opgevoed
maar droeg een sluier volgens de islamitische traditie.
In 1907 was Hélène de Zuylen het zat en maakte een abrupt einde aan de relatie
met Vivien. De barones begon een verhouding met een andere vrouw, hetgeen
naderhand een schandaal veroorzaakte. Boos en vernederd vluchtte Vivien
met haar moeder naar Japan en Hawai. Tijdens de reis werd zij echter ziek
en keerde vroeger dan gepland terug naar Parijs.
Ondanks alles bleef zij haar liederlijk leven met drugs, alcohol en seksuele
uitspattingen voortzetten. Een nieuwe ontgoocheling, toen Kérimé met haar man
verhuisde naar Sint Petersburg (1908), was er echter te veel aan.
Vivien had liefdesverdriet en schulden, werd depressief en was verzwakt door
anorexia nervosa. Zij ondernam een nieuwe zelfmoordpoging met laudanum
tijdens haar verblijf in Londen in 1908.
De ontredderde dichteres was totaal opgebrand en stierf op 18 november 1909 in Parijs.
De reizen van Vivien
De dichteres was zeer reislustig.
Enkele van haar bestemmingen (©Bron: http://www.reneevivien.com/gouts.html):
1903: Madrid, Toledo, Sevilla en Londen.
1904: Duitsland, Holland, Zwitserland, Italie en Lesbos.
1905: Menton, Genua, San Remo, Londen, Mytilene en Constantinopel.
Utrecht, Keulen, Bazel, Florence, Bellagio en Londen.
Genève, Napels, Capri, Corfou, Athene, Smyme (Izmir),
Jeruzalem, Betlehem, Caïro en Alexandrië.
1906: Nice, Marseille, Japan, Constantinopel en enkele reizen naar Mytilene.
1907: Napels, Londen, Hawai en Japan (augustus-september).
1908: Londen
Renée Viviens' poëzie werd ondermeer beïnvloed door Keats, Baudelaire,
Pierre Louys en de hellinistische kultuur.
Haar voornaamste werken zijn Etudes et Préludes (1901),
Cendres et poussières (1902), Evocations (1903)
La Vénus des aveugles (1903), Les Kitharèdes (1904),
Une Femme m'apparut (1904), A l'Heure des Mains jointes (1906),
Flambeaux éteints (1907), Sillages (1908), Poèmes en Prose (1909)
en vertalingen van Sappho.
'Brumes de fjords' (1902) en 'Du Vert au violet' (1903), novellen.
'La Dame à la louve', verzameling novellen (1904).
Op het einde van haar leven bekeerde Vivien zich tot het rooms-katholicisme,
wat haar laatste werken heeft beïnvloed: Dans Un coin de violettes (1908)
en Le Vent des vaisseaux (1909).
Haillons (1910), Poèmes retrouvés en haar roman Anne Boleyn (1982)
werden postuum gepubliceerd.
|