|
De nieuwe gezinsvormen en hoe
daarvoor een verantwoord beleid uit te werken?
I n l e i d i n g
Wij hebben steeds oog gehad voor de standpunten van de Vrouwenraad.
Ook nu tijdens de studiedag over echtscheidingsrecht op 8 december
2000 in de Kamer hebben wij met genoegen het actieve en activerende
optreden opgemerkt van de juridisch beslagen vertegenwoordigster
van de Nederlandstalige Vrouwenraad. Met genoegen geven we hier
dan ook de inzichten en visies weer van de raad bij monde van de
voorzitster en een stafmedewerkster over de nieuwe gezinsvormen
in onze samenleving en het noodzakelijke wetgevingswerk dat deze
evolutie moet volgen. Zonder onze eigen mening te plaatsen tegenover
wat hieronder te lezen staat vestigen we toch de aandacht van de
lezers van de tekst op de wens dat het individu het uitgangspunt
moet zijn voor de wet- en de regelgeving en op het pleidooi van
beide auteurs voor stroomlijning van de verschillende rechtstakken
bij het beleid omtrent de verschillende gezinsvormen. Eerder dan
een regeringscommissaris zou een parlementaire commissie op basis
van de bevindingen van de wetenschappelijke wereld en met medewerking
van het middenveld die samenhang van de rechtstakken moeten onderzoeken
en voorstellen uitwerken voor regel- en wetgeving binnen een welbepaalde
opdracht en binnen een vastgelegde termijn.
G.D.
Gelijke behandeling van alle gezinsvormen
Nu de discussie over het burgerlijk huwelijk voor homo's (DS 2
april) is het nuttig dat de Nederlandstalige Vrouwenraad een aantal
zaken eens op een rij zet met de achterliggende vraag : bestaat
er een rechtvaardiging om de huidige ongelijke behandelingen in
stand te houden? En met het voorstel: waarom geen regeringscommissaris
voor de gezinsvormen ?
Onze samenleving is een mozaïek van gezinsvormen: het eerste
huwelijk tussen man en vrouw, samenwoners in een eerste relatie
(man en vrouw, twee vrouwen, (twee mannen, meer personen, Lat-relaties),
nieuw samengestelde gezinnen en alleenstaanden. Kinderen kunnen
deel uitmaken van al deze gezinsvormen.
De ongelijke behandeling van gehuwden en samenwoners staat op de
politieke agenda van deze legislatuur. Het regeringsvoorstel over
de hervorming van de inkomstenbelasting heeft het over de neutraliteit
ten aanzien van de samenlevingsvorm.
Ook parlementsleden formuleren voorstellen over aspecten die betrekking
hebben op gezinsvormen. Enerzijds zijn er scenario's voor een verdere
gelijkschakeling van gehuwden en samenwoners. De loskoppeling van
kerkelijk en burgerlijk huwelijk is hier een voorbeeld van. Het
is de bedoeling dat oudere samenwoners via een kerkelijk huwelijk
kunnen blijven genieten van afgeleide rechten, bijvoorbeeld een
overlevingspensioen. De vraag is of die afgeleide rechten niet geleidelijk
moeten worden vervangen door individuele rechten. Deze discussie
kan niet losgekoppeld worden van een debat over gezinsvormenbeleid.
Anderzijds worden voorstellen geformuleerd die de kloof tussen gehuwden
en samenwoners vergroten. De invoering van het sekseverschil in
het burgerlijk wetboek om te mogen huwen - het burgerlijk wetboek
sluit het huwelijk tussen personen van gelijke sekse niet expliciet
uit, de rechtsleer en de rechtspraak doen dat wel - is hier een
voorbeeld van. Door zo'n expliciete vermelding in het burgerlijk
wetboek zou het huwelijk voor holebi's nog meer onbereikbaar worden.
Het probleem is dat deze voorstellen overwegend handelen over deelaspecten
van rechtsgebieden. Er wordt geen rekening gehouden met de samenhang
tussen de verschillende rechtsgebieden en hoe die rechtsgebieden
verschillende gezinsvormen behandelen. Dat is historisch zo gegroeid.
Nu eens wordt iets aangepast in een sector van de sociale zekerheid,
dan weer fiscaal of wat het burgerlijk recht betreft. Het resultaat
is dat ons beleid inzake de behandeling van de gezinsvormen in de
verschillende rechtstakken niet gestroomlijnd is.
Als we verschillende rechtsgebieden bestuderen, is het duidelijk
dat het huwelijk als gezinsvorm overheerst. Hier en daar zien we
dat er rekening wordt gehouden met het feitelijk gezin. Er is een
lichtpunt voor samenwoners sinds de wet van 23 november 1998 tot
invoering van de wettelijke samenwoning. Deze wet bevat echter alleen
vermogensrechtelijke aspecten. Voor geregistreerde samenwoners gelden
nu ook enkele bepalingen die we in het huwelijksrecht vinden. Zo
beschermt de wetgever de gezinswoning, worden samenwoners verplicht
om in de mate van het mogelijke bij te dragen in de lasten van de
samenwoning en zijn ze aansprakelijk voor de schulden die betrekking
hebben op het huishouden. Samenwoners die een stap verder willen
gaan, kunnen via het samenlevingscontract hun eigendomsrechten anders
verdelen. Daar stopt het.
In het erfrecht zijn gehuwden volwaardige erfgenamen ten opzichte
van elkaar. Samenwoners zijn erfrechtelijk gezien vreemden. Bijgevolg
erven ze niet automatisch van elkaar. Een truc als de tontine bevindt
zich in een fiscale schemerzone. Bovendien is het zo goed als onmogelijk
voor partners van een nieuw samengesteld gezin om hun kinderen gelijk
te behandelen in hun nalatenschap. Het enige positieve is dat de
successietarieven voor samenwoners en gehuwden in Vlaanderen sinds
1 januari 2001 gelijkgeschakeld zijn.
In het arbeidsrecht gelden de arbeidsvoorwaarden voor gehuwden niet
voor samenwoners. De werkgever heeft bijvoorbeeld geen verplichtingen
inzake het toekennen van sociaal verlof, hospitalisatieverzekeringen,
levensverzekeringen, reisvergoedingen. Discriminaties spelen zich
ook af op de werkvloer. Volgens de infofoon van de Federatie Werkgroepen
Homoseksualiteit blijkt dat zeker zo te zijn voor holebi's.
In de sociale zekerheid situeert de problematiek zich op het vlak
van de afgeleide rechten in de sectoren die het huwelijk als uitkeringsbasis
hebben. Als een werknemer bij een arbeidsongeval of door een beroepsziekte
overlijdt, ontvangt de echtgeno(o)t(e) een rente. Dat geldt niet
voor samenwoners. Bij het gezinspensioen ontvangt de rechthebbende
een verhoogde uitkering voor de niet-beroepsactieve huwelijkspartner.
Als de beroepsactieve partner overlijdt, ontvangt de echtgeno(o)t(e)
een overlevingspensioen. In geval van echtscheiding bestaat er een
pensioen "van de uit de echt gescheiden persoon" op basis
van de loopbaan van de ex-echtgeno(o)t(e). Samenwoners kunnen van
deze regelingen geen gebruik maken. De werkloosheid heeft het feitelijk
gezin als uitkeringsbasis. Gehuwden en samenwoners worden op dit
punt gelijk behandeld. Het feit dat zowel samenwonende gehuwden
als samenwonende samenwoners verminderde uitkeringen ontvangen,
is een andere problematiek die kadert in de discussie van de individuele
en afgeleide rechten.
Het individu moet het uitgangspunt van wet- en regelgeving
worden. Dat maakt gelijke en emancipatorische behandeling van elk
individu mogelijk
Bij de kinderbijslag kunnen zich twee situaties voordoen. Een samenwonersgezin
met eigen kinderen wordt op dezelfde wijze behandeld als bij gehuwden.
In een nieuw samengesteld gezin worden de kinderen van de heteroseksueel
samenwonende partners gehergroepeerd net als bij een volgend huwelijk.
Bij homoseksuele samenwonende partners gebeurt zo'n hergroepering
niet. Daardoor ontvangen ze minder kinderbijslag.
In de bijstand is de situatie voor gehuwden en samenwoners gelijk
voor het bestaansminimum. Wat het gewaarborgd inkomen voor bejaarden
betreft en de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten
kunnen samenwoners elk aanspraak maken op het bedrag als alleenstaande.
Dat brengt hen in een gunstiger situatie dan gehuwden die van een
lager gezinsbedrag genieten.
In de fiscaliteit zijn sommige bepalingen gunstiger voor samenwoners,
andere voor gehuwden. Voordeliger voor samenwoners zijn, bijvoorbeeld,
het vrijgesteld minimum en de belasting van vervangingsinkomens.
Gehuwden kunnen, bijvoorbeeld, genieten van het huwelijksquotiënt,
de overheveling van het vrijgesteld inkomen, de toekenning van een
meewerkinkomen voor de partner van een zelfstandige. Het regeringsvoorstel
inzake de hervorming van de inkomstenbelasting voorziet om enkele
van deze ongelijke behandelingen in de fiscaliteit gelijk te schakelen.
Het is zeer de vraag of alle relevante artikels van het Wetboek
van Inkomstenbelasting (1992) aan bod zullen komen.
Een verschillende behandeling van diverse gezinsvormen is ook merkbaar
in de regelgeving over het ouderschap. De grondregels van de afstamming
bepalen dat een kind twee ouders heeft: een moeder en een vader.
De afstamming kan bijgevolg niet vastgelegd worden ten aanzien van
twee vrouwen of van twee mannen. Het gevolg is dat een volwaardige
tweezijdige afstamming bij de nieuwe gezinsvormen ontbreekt. De
wetgever gaat hierbij voorbij aan het feit dat afstamming ook een
socio-cultureel gegeven is.
De dualiteit man-vrouw is, net als het huwelijk, een belangrijk
ordeningsmechanisme in het gezinsvormenbeleid. Toch worden andere
seksuele identiteiten benoemd, met name lesbiennes, homo's, biseksuelen,
tansseksuelen, transgendristen, hermafrodieten, genderbenders, cross-dressers
(travestieten). Deze verschillende seksuele identiteiten kunnen
niet eenduidig worden ondergebracht in de man-vrouwdualiteit en
zijn onzichtbaar in onze wetgeving.
Is er een mogelijkheid om het gezinsvormenbeleid op de leest van
de gelijke behandeling te schoeien? Bestaat er een rechtvaardiging
om de huidige ongelijke behandelingen in stand te houden?
De gelijke behandeling van alle gezinsvormen is een eerste vereiste
op korte termijn.
Het individu moet het uitgangspunt van wet- en regelgeving
worden.
Zo wordt de heteronorm doorbroken en wordt een gelijke en emancipatorische
behandeling van elk individu mogelijk. Dat betekent dat het huwelijk
én het ongehuwd samenwonen met samenlevingsovereenkomst moet
openstaan voor iedereen, ongeacht de sekse van de partners. Beide
modellen moeten regels bevatten over verantwoordelijkheid en zorg
tussen de partners en voor eventuele kinderen. De wet- en regelgeving
moet gewijzigd worden in alle rechts(deel)gebieden die alleen van
het huwelijk of alleen van het samenwonen uitgaan. Concreet kan
de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning
uitgebreid worden met sociaalrechtelijke, fiscale en erfrechtelijke
bepalingen.
Ook het afstammingsrecht moet in die zin aangepast worden.
De juridische afstamming als maatschappelijk ordeningsmechanisme
moet niet hoofdzakelijk op de biologische band geënt blijven.
Zorg en verantwoordelijkheid vormen een bijkomende grond die in
het burgerlijk wetboek moet worden opgenomen. Dat komt neer op een
erkenning van het feitelijk ouderschap.
Om te komen tot een gelijkwaardig ouderschap in alle gezinsvormen,
rekening houdend met de twee hoger vernoemde gronden, moet een aantal
concrete wijzigingen worden doorgevoerd. Het afstammingsrecht moet
het gelijkslachtig ouderschap erkennen. In het adoptierecht moet
twee-ouderadoptie openstaan voor partners van dezelfde sekse en
in het voogdijrecht moet voor holebi's dezelfde regeling gelden
als voor hetero's.
Dat zijn aanpassingen binnen een relatief kort tijdsbestek. Maar
we proberen te anticiperen op de evolutie van de gezinsvormen. Hoe
zou het gezinsvormenbeleid bijvoorbeeld in het burgerlijk recht
kunnen worden geconcipieerd?
Komt er een regeling zonder overheidsinterventie? In dat geval bestaat
het huwelijk niet meer. Als mensen iets omtrent een gezinsvorm willen
regelen, kunnen zij bij de notaris een samenlevingsovereenkomst
à la carte afsluiten. Of iets minder verregaand, de overheid
stelt zelf een aantal aandachtspunten vast waarover het koppel zich
moet uitspreken in het samenlevingscontract. Het meest realistische
scenario is momenteel wellicht dat van het huwelijk en de andere
gezinsvormen, erkend in het burgerlijk wetboek. In dit scenario
kan eventueel nog gedacht worden aan een optiesysteem. In het eenvoudigste
model kan men bijvoorbeeld de plicht tot onderhoud en de gezamenlijke
eigendom uitsluiten. Uiteraard moet elk model openstaan voor iedereen,
ongeacht de sekse.
Nog een laatste bedenking. Met twee of met meer in een gezinsvorm?
Zouden personen in de toekomst met meer personen geregistreerd kunnen
worden? Kan, bijvoorbeeld, persoon A zijn Lat-relatie met B laten
registreren en zijn samenleving met C?
Het zijn allemaal scenario's om over na te denken. De rechten van
het kind mogen daarin niet ontbreken. Een gestroomlijnd gezinsvormenbeleid
is een titanenwerk. Is hier een taak weggelegd voor een regeringscommissaris
voor de gezinsvormen? Misschien, maar dan op een voorwaarde: het
debat moet niet alleen gevoerd worden door beleidsmensen op regerings-
en parlementair vlak. Ook de wetenschappelijke wereld en het middenveld
moeten meewerken aan een geïntegreerd gezinsvormenbeleid.
Francy Van der Wildt
en Herlindis Moestermans
(De auteurs zijn voorzitster en stafmedewerkster van de Nederlandstalige
Vrouwenraad.)
april 2001
|
|