Reactie
van Marc Michiels op het boek Orgelman van Mark Schaevers
Orgelman van Mark Schaevers is meer dan een Nussbaumbiografie en een tijdsdocument geworden over de
jaren dertig en de Duitse bezettingsperiode. Geschiedenisboeken over de
Belgische jodenvervolging krijgen met dit Orgelman
een indrukwekkende literaire tegenhanger.
Het lezen van Orgelman was voor mij een boeiende
ontdekkingstocht. Het leven in ballingschap van een vergeten Joodse schilder
Felix Nussbaum wordt in Orgelman indrukwekkend
gedetailleerd en met succes gereconstrueerd. Het boek is naast een lijvige
biografie en een literair non-fictie-geschiedenisboek
over de jodenvervolging ook een verzorgd kunstboek
met boeiende toelichtingen rond Nussbaum’ s
schilderijen. Het moet een ongelofelijk lange zoektocht geweest zijn om
plaatsen (lieux de mémoire
waar je met Nussbaum in contact kunt komen) ,
briefkaarten, briefjes, intervieuws, snippers op het
spoor te komen. Het getuigd van heel veel passie bij Mark Schaevers om zijn
hoofdpersonage op deze gevarieerde manier te benaderen via allerhande
verrassende invalshoeken.
Toevallig sluit Orgelman (vooral in het begin van het
boek) goed aan bij de huidige actuele vluchtelingencrisis. Ook Nussbaum is als Duits-joodse
vluchteling in België niet welkom en moet heel wat administratieve procedures
doorlopen bij verschillende instanties zoals de vreemdelingenpolitie. Zij
zorgen voor de sporen en de puzzelstukjes waarmee Mark Schaevers aan de slag
kon gaan om het drama in beeld te brengen van een opgejaagde Joodse
kunstschilder én vluchteling. Vanwege zijn Duitse staatsburgerschap wordt Nussbaum in mei 1940 gearresteerd; niet door de Duitse maar
door de Belgische autoriteiten en geïnterneerd in Zuid-Frankrijk. Na zijn
terugkeer moet hij gedurende de vier daaropvolgende jaren als jood onderduiken voor de Duitse politie.
Uiteindelijk wordt hij drie weken na de landing van de geallieerden voor de
tweede keer opgepakt en met het laatste jodentransport
vanuit de Dossinkazerne afgevoerd naar Auschwitz.
Eén steeds weerkerend personage in dit boek is de
orgelman, een melancholische zigeunerachtige straatmuzikant. Net als die
muzikant wil de kunstenaar een spoor nalaten. Het is een metafoor voor de
wandelende jood, die naargelang de tijd vordert geen contact meer krijgt met
zijn omgeving. In Nussbaum’s “Triumph
des Todes” van 1944 (p.370-371) dekt de orgelman met
zijn knokige hand zijn oor af voor het onheilspellende ondergangskabaal. De
orgelman (Nussbaum) heeft geen publiek meer maar
wordt zelf overrompeld door het nakend inferno waar de dichter Paul Celan naar verwijst, “we graven een graf in de lucht, daar
ligt men niet krap”. De bittere symboliek van het skelettenorkest tussen de brokstukken van een kapotte
beschaving zijn volgens mij een profetisch visioen van wat we na de oorlog de judeocide zullen noemen. Ik dacht onwillekeurig bij het
zien van dit doek aan het orkest aan de gevangenispoort van Auschwitz dat de
gevangenen begeleidde bij het buitengaan van het kamp. Nussbaum
bewijst met dit laatste macabere werk dat hij de tijdsgeest van 1944 heel goed
aanvoelt. Uit een kort maar hallucinant gesprek tussen Nussbaum
(N) en zijn vriend Dr. Steinfeld (S) blijkt hoe hij
tijdens het schilderen bezig is met thema’s als dood zijn en sterven. En ik
citeer (pagina 380-381):
N. Ik ben een crematorium aan het schilderen, dat
bevalt me meer dan een kerkhof. Een snel einde-en een proper.
S. Voor de doden is het gelijk.
N. Meen je dat? Dood zijn doet me niks, maar sterven
moet vreselijk zijn. Jij als dokter moet dat toch weten?
S. Het is anders dan een toeschouwer zich voorstelt.
Het menselijk bewustzijn is genadig: het verlaat iemand als het te erg wordt.
N. Is dat echt zo? Dat is heel geruststellend.
Orgelman is ook een indrukwekkend kunstboek geworden
met goed gekozen illustraties vol coloriet. De Bezige Bij heeft het boek
prachtig uitgegeven en doet eer aan het rijke oeuvre van Nussbaum.De
bekendste schilderijen staan er kleurrijk afgebeeld en worden door Mark
Schaevers oordeelkundig geduid en besproken in al hun details. De meeste van
deze afgebeelde werken zijn spijtig genoeg enkel te bekijken in het buitenland
ook al werden de meeste werken hier in België geschilderd. Wie hier in België
echt werk van Nussbaum wil bekijken moet naar het
Joods Museum in Brussel.
Ten slotte. Mark Schaevers blijkt een grote affiniteit
te hebben met de figuur Hans Mayer, beter gekend als filosoof Jean Améry. In 1940
werden Nussbaum en Améry op
last van de Belgische overheid gearresteerd en met een zogenaamde spooktrein
naar het zuiden van Frankrijk gedeporteerd. Ze zaten samen in het
concentratiekamp van St Cyprien
maar hebben mekaar niet rechtstreeks gekend of ontmoet. In een zevental
hoofdstukken volgt Mark Schaevers het spoor van de verbitterde Amery in zijn
angst, wrok, machteloosheid, treurnis en wanhoop. Volgens de definitie van Améry was Nussbaum geen echte
Duitse kunstenaar meer “want om iets of iemand (in de kunst) te zijn, hebben we
de instemming van de samenleving nodig”. Die instemming van de Duitse
samenleving heeft de kunstschilder post mortum
gekregen. In 1998 werd in de stad Osnabrück (Nedersaksen) waar hij is
geboren, het Felix-Nussbaum-Haus
geopend. De bekende Amerikaanse architect Daniel Libeskind
(1946), zelf een zoon van Holocaust-overlevenden, heeft het leven en het werk
van Felix Nussbaum verruimtelijkt
en Nussbaum’s erfenis openbaar gemaakt. Het gebouw
dat Libeskind zelf een "Museum ohne Ausgang" noemde, is een
terechte hommage aan een schilder die 50 jaar na zijn dood opnieuw zijn echo krijgt in de kunstwereld.
Marc Michiels