Hotel Falligan, Kouter 172, Gent
Beschermd monument, 26 maart 1990.
Hector Gabriël Falligan, een succesvol handelsondernemer van Franse adellijke afkomst kon in 1754 eigenaar
worden van het steen "De Pauw" op de Kouter. Mede dankzij het aanzienlijke fortuin van zijn vrouw Jeanne de Pestre was
hij in staat een nieuw "hôtel de maître" op te richten en daarvoor deed hij vermoedelijk een beroep op de
bekende Bernard De Wilde. Het hotel Falligan wordt beschouwd als het meesterwerk van het Gentse rococo.
De bouwaanvraag van 1755 vertoont een gevelopstand met uitgesproken kenmerken uit de Franse Lodewijk XV-stijl. Bij
de realisatie van het complex werden in extremis nog belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Zo werd het middenrisaliet
voorzien van een driehoekig fronton en de zijtraveeën van een gebogen fronton hoewel dit oorspronkelijk net
andersom was voorzien. Ook de aanvankelijk rechthoekige vensters werden in laatste instantie vervangen door fraai
gesculpteerde rondboogvensters met golvende tussendorpels. De middenpartij wordt gekenmerkt door statige gecanneleerde
Corinthische zuilen waarboven sierlijke beelden van Apollo en Diana prijken. De overvloedige stucversiering boven de
vensters, het zware beeldhouwwerk voor de consoles van het balkon en het overdadige stucwerk in het fronton en rond de
oeil-de-boeuf wijzen op een wederzijdse beïnvloeding van de Vlaamse baroktraditie en het Franse rococo. De
sierlijke smeedijzeren borstweringen en het leien mansardedak getuigen van de typische Franse invloed.
Aan de weelderige voorgevel beantwoordt een sobere achtergevel met rechthoekige vensters en driehoekig fronton. Het
koetshuis achteraan in de tuin is een bepleisterde laagbouw van vijf rondboogtraveeën. De rugzijde van de
constructie paalt aan de Universiteitsstraat. De middenpartij van drie traveeën springt in brede kwartcirkel in.
De middelste travee is afgezet met twee composietzuilen en wordt bekroond door een segmentboogfronton, waarin het
gestucte alliantiewapen van de families Falligan en de Pestre prijkt. De straatgevel telt zes rechthoekige ramen. In
het midden verheft zich een hoge spiegelboogpoort, die geflankeerd wordt door Corinthische zuilen en bekroond is met
een driehoekig fronton.
Het interieur wordt algemeen beschouwd als één van de meest waardevolle uit de rococoperiode te Gent.
De trapzaal bevat een prachtige trap met speelse rocailles in de smeedijzeren balustrade. Vooral de salons van de
begane grond geven op een voortreffelijke wijze de "grandeur" weer van de verheven 18de-eeuwse wooncultuur.
De kelder, met gotische schoorsteen, zou nog teruggaan op het vroegere steen dat hier stond.
In 1804 ging het eigendom over naar een privé-vereniging, die in essentie nog tot op vandaag bestaat en voor
de zorg van het gebouw bedrijvig is.
|