In de jaren omstreeks 1850 waren er op de Sterhoek heel wat jonggezellen, die thuis op de hoeve gebleven waren
omdat ze geen gepaste hoeve of vrouw konden vinden.
Natuurlijk gingen die jonge mannen samen uit, maakten veel plezier en vertier en waren allen echte drinkebroers.
En als er een van hen toch aan vrouw en hoeve geraakte werd dat gevierd door de rest van de jongezellen.
Als er dan een van die jonggezellen stierf hetzij door ziekte, ongeluk of ouderdom, werd dat gevierd alsof het zijn
trouwfeest was geweest.
Rond het tijdstip van 1850 trouwde er en stierf er niemand van die jongelui en kon er uiteraard niet gevierd en
gefeest worden.
Zo kwamen ze op het idee een schijnbegrafenis in te richten om toch een reden te hebben voor eens goed te feesten.
Zo gedacht , zo gedaan.
Op een goeie zomeravond en na het bezoek aan enkele plaatselijke herbergen gingen ze iemand begraven. Aan de
konijnenpijp op de Sterhoek werd een put gemaakt en met veel plezier en bier zouden ze Louis, een van de
jongelingen, zogezegd begraven. Er werd stro in de put gelegd, Louis er bovenop opgelegd, opnieuw wat stro en wat
aarde er bovenop. Want na de begrafenis zouden ze zijn trouwfeest vieren. Ondertussen werd plezier gemaakt en
werd er stevig gedronken….. maar op zeker ogenblik was er onder dat stro en aarde geen beweging meer te zien….
en in groot paniek werd Louis er van onder gehaald en deze scheen bewusteloos te zijn, waarschijnlijk een te kort
aan lucht en een te veel aan drank.
Op de slag waren ze allemaal nuchter en beseften pas wat voor een domme streek ze uitgehaald hadden. We moeten
de dokter halen wist toch iemand te zeggen en misschien de pastoor.
Dokter Roggeman die toen de dokter was in Anzegem kwam al snel ter plaatse en die zag al vlug wat er zich hier afgespeeld had. Uit zijn tas haalde hij een
flesje met wat ammoniak en hield het onder de neus van Louis die terug tot het bewustzijn kwam.
De toenmalige pastoor Carolus Ignatius De Rache was ondertussen ook al op de hoogte gebracht en kwam ook ter plaatse. De jonge man Louis was inmiddels
al volledig bijgekomen maar wist om reden van zijn dronkenschap toch niet precies wat er gebeurd was.
De jonggezellen kregen van de pastoor een ernstige berisping en zegde hun dat ze nu allen mochten te biechten gaan om vergiffenis te vragen over hun dwaze
daden, en zegde de pastoor er nog bij, denk maar eens goed na wat ge voor uw penitentie gaat doen.
Ondertussen hadden de buren Louis al een paar keer zijn hoofd met koud water bewerkt zodat de halfdronken begraven man weer bijna heel normaal werd.
Het was een harde les geweest !
En wat hebben ze gedaan voor hun penitentie: ze hebben met zijn allen een kapel gebouwd op de plaats van het zogezegde graf…..En die kapel staat er nu
nog.
En die zelfde kapel werd ook gebruikt in de tijd dat de jonge heer Jacques Glorieux, te Tiegem geboren op 14.01.1934, en in de periode tussen 1956 en
26.08.1958 te vrije ging bij zijn lief Jeanine, de dochter van het gezin Pannecoucke die toen de boerderij uitbaatten . Maar vader Pannecoucke was daar om
een of andere reden nog niet mee akkoord, en zodoende heeft Jacques zich meermalen moeten verschuilen als vader op terugweg was van het land. Achteraf
was alles goed verlopen en het huwelijksfeest werd op het hof gevierd!
Uit het geheugen van Leona De Bosschere en die heeft het horen vertellen van haar grootmoeder, want die kon het weten. En van Jacques want die heeft het
meegemaakt. Zij woonden toen in de Konijnenpijp.
17