taal:
- De leerlingen leren de volgende begrippen kennen: taal, communicatie,
taalvarianten, groepstaal, vaktaal...
- De leerlingen brengen in een groepje een informatieve en/of argumentatieve
tekst tot stand.
- De leerlingen lezen een internettekst diagonaal en geven de essentie ervan
weer.
- De leerlingen kunnen een beperkte enquête opstellen en verwerken.
- De leerlingen omschrijven de volgende linguïstische begrippen:
vrouwentaal, chat- en sms-taal, jongerentaal, kindertaal,
migrantennederlands, vaktaal, dialect.
- De leerlingen sommen een aantal kenmerken van deze taalvarianten op.
- De leerlingen beseffen dat deze taalvarianten in principe gelijkwaardig
zijn als expressie- en communicatiemiddel aan elkaar.
- De leerlingen kunnen bij elke variant concrete taaluitingen geven als
voorbeeld.
- De leerlingen selecteren de hoofdzaken van hun betoog voor hun
mondelinge presentatie.
ict:
- De leerlingen maken gebruik van hyperlinks.
- De leerlingen zoeken gericht naar afbeeldingen, voorbeelden, kenmerken en
argumenten.
- De leerlingen ontwerpen de lay-out met een tekstverwerker en sturen hem
door via elo.
- De leerlingen ontwerpen een folder op basis van een sjabloon.
- De leerlingen schrijven, wijzigen, wissen teksten met Word.
- De leerlingen downloaden illustraties en gebruiken ze bij hun tekst.
- De leerlingen bewerken via internet eigen tekstjes op creatieve wijze en
integreren ze in hun folder.
- De leerlingen kunnen een aantrekkelijke en functionerende
Powerpoint-presentatie maken.
algemeen
- De leerlingen kunnen samenwerken: afspraken maken, luisteren, suggesties
geven, een voorkeur uitspreken ...