Overzicht
Taal
Het voltooid deelwoord
© Paul Corthouts
Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
1. (smaken) Dat gerecht heeft me
.
2. (leggen) Wie heeft dat daar
.
3. (botsen) De auto's zijn tegen elkaar
.
4. (beschadigen) Haar kleren zijn fel
.
5. (metselen) Waar wordt de eerste steen
.
6. (verwaarlozen) Zijn kleding is erg
.
7. (praten) In die klas wordt erg veel
.
8. (vergoeden) Werd de schade
.
9. (verbinden) Beide oevers werden door een nieuwe brug
.
10. (zouten) Vader heeft de soep flink
.
11. (verhuizen) Wanneer zijn jullie
.
12. (overdrijven) Dat verhaal leek me
.
13. (vertellen) De buurvrouwen hebben me alles
.
14. (vertrekken) Uiteindelijk is het vliegtuig dan toch
.
15. (aanvaarden) De rechter heeft die klacht niet
.
16. (spellen) Hoe wordt dat woord toch weer
?
17. (vatten) Een snelle politieman heeft de dief
.
18. (jatten) Wie heeft mijn snoepje
.
19. (rijzen) Het deeg is mooi
.
20. (prijzen) Alle artikelen worden in euro
.
21. (aftreden) De regering is
.
22. (ramen) Hoeveel wordt de schade
.
23. (ontsnappen) De dieven zijn toch
.
24. (bouwen) Dit huis lijkt me niet zo stevig
.
25. (omhakken) Al te veel bomen worden
.
Controleer
OK
Overzicht
Taal