Guido
Gezelle wordt geboren te Brugge op 1 mei 1830 in
een
tuindersgezin als zoon van Pieter-Jan en Monica Devriese. Na de lagere
school studeert hij eerst van 1841 tot 1845 aan het bischoppelijk
college
te Brugge, daarna (1845-1849) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Hier
schrijft hij zijn eerste gedichten en maakt hij een aanvang met het
verzamelen
van woorden, zegswijzen, enz... uit de volkstaal. Hij krijgt zijn
priesteropleiding
aan het Groot Seminarie te Brugge. Op 10 juni 1854 wordt hij tot
priester
gewijd. Reeds van voor zijn wijding geeft hij te Roeselare les. Van
1857
tot 1859 is hij er leraar in de Poësis. Hij telt o.m. Hugo
Verriest onder zijn studenten. Het zijn zijn zogenaamde
"wonderjaren".
Ondanks de intense beleving van zijn priesterschap komt zijn
romantische
dichterlijke bewustwording thans ten volle tot uiting, gekoppeld aan
een
groeiend Vlaams idealisme. Uit die periode dateren "Boodschap van de
vogels
en andere opgezette dieren" (1855), "Kerkhofblommen" (1858) en
"Vlaamsche
dichtoefeningen" (1858). Deze werken getuigen van een uitzonderlijke
taalbehendigheid
en verenigen zijn bewondering voor de natuur met zijn religieuze
spiritualiteit
(1). Zijn beroemdste gedichten "O 't ruischen van het ranke riet"
en
"Het schrijverke" zijn terug te vinden in de bundel "Vlaamsche
dichtoefeningen".
In 1860 wordt hij benoemd tot directeur van het nieuwe Engelse College
te Brugge en leraar aan het Seminarum Anglo-Belgicum. In 1861 wordt hij
vice-rector aan dit seminarie. In 1862 wordt, samen met oud-leerling
Hugo
Verriest, de bundel "Gedichten, gezangen en gebeden. Een schetsboek
voor
Vlaemsche studenten." uitgegeven. Ondertussen werkt hij mee aan
flamingantische
tijdschriften zoals "Hekel en luim", "Het Vlaemsche land" en
"Reinaart
de Vos". In 1865 wordt Guido Gezelle benoemd tot onderpastoor in de
St.-Walburgisparochie
te Brugge. Op aandringen van het bisdom publiceert hij thans
anti-liberale
artikelen, wat resulteert in gerechtelijke vervolgingen. Hij neemt
tevens
de redactie en het beheer waar van het weekblad "Rond den Heerd".
Hierin
verschijnen o.a. de uit het Engels vertaalde romans "De doolaards in
Egypte
en "Van den kleenen hertog".
Omwille van allerlei moeilijkheden wordt Guido Gezelle in 1872
overgeplaatst
naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Het jaar daarop herneemt hij
zijn
journalistieke bedrijvigheid o.a. in "De Gazette van Kortrijk". In die
periode krijgt hij eindelijk stilaan erkenning als journalist en als
dichter.
Vanaf 1878 begint hij, ook ditmaal met de hulp en steun van Hugo
Verriest
aan de uitgave van zijn volledige werken. In 1886 pulbiceert hij zijn
bewerking
van Longfellows "Song of Hiawatha". Datzelfde jaar wordt hij stichtend
lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie. In 1887 krijgt hij de titel
Doctor honoris causa van de Leuvense universiteit. In 1889 dan eindigt
zijn carrière van onderpastoor en wordt hij rector in een
klooster.
Dit is hij tot 1893. Tot zijn laatste werk behoren o.a. "Tijdkrans"
(1893)
en
"Rijmsnoer om en om het jaar" (1897). Enkele maanden voor zijn
overlijden
wordt hij nog benoemd tot geestelijk directeur van de Engelse
kanunnikessen
te Brugge. Hij overlijdt te Brugge op 27 november 1899. Zijn
geboortehuis
is thans het Gezellemuseum.
Bibliografie :
<>* Boodschap van de vogels en andere opgezette dieren (1855, poëziebundel)-------------
(1)
spiritualiteit =
geestelijkheid, onstoffelijkheid
-------------
Prachtige
website over Guido Gezelle = http://www.gezelle.be/
Terug
naar Louis' Thuispagina - index Vlaamse schrijvers