Marcel
Matthijs werd op 11 januari 1899 te Oedelem
geboren.
De toekomstige schrijver genoot enkel lager onderwijs en op
twaalfjarige
leeftijd stond hij op eigen benen. Hij werkte achtereenvolgens als
kloosterknecht,
loopjongen, arbeider in de industrie en in bloemisterijen, en als
mijnwerker.
Hij huwde in 1924. Hij werd dan garneerder-tapijtwerker en richtte een
eigen bedrijf op.
Marcel Matthijs was een Vlaams aktivist
(1) en vertoefde na de beide wereldoorlogen in de gevangenis.
Tijdens
Wereldoorlog II was hij burgemeester van zijn geboortedorp geweest.
Als volkomen autodidact
(2) debuteerde hij met sociaal bewogen melodramatische
(3) werken in een sobere onopgesmukte stijl. Zijn latere romans en
verhalen waren zakelijker en evolueerden naar een lyrisme
(4) met surrealistische
(5) inslag. Tot zijn beste werken behoren "De ruitentikker" (1933)
en "Een spook op zolder" (1938). Dit laatste werd in Nederland door de
beroemde Charlotte Köhler onder de titel "Filomeentje" op toneel
gebracht.
In 1939 werd dit werk ook bekroond met de Romanprijs van de provincie
West-Vlaanderen.
In 1940 ontving hij de A. Beernaertprijs van de Koninklijke Vlaamse
Academie
voor "Schaduw over Brugge".
Marcel Matthijs nam binnen de Nederlandstalige letterkunde een heel
eigen plaats in, de plaats van een temperamentvolle verdienstelijke
doch
ondergewaardeerde outsider
(6).
Hij overleed te Brugge op 30 augustus 1964.
Bibliografie:
* Gebeurtenissen (4 verhalen : Een lijder,
Sterke liefde, Bij nachte, Zeen en Zalia. 1918)
* De doodslag (roman, 1926)
* Ankers en zonnen (roman, 1928)
* Dorpsgestalten (roman, 1928)
* Het grauwvuur (roman, 1929)
* De dwaasheid van Pieter Keereman
(jeugdverhaal,
1929)
* Een leven verwoest (verhaal, 1930)
* Herfst (roman, 1933)
* De ruitentikker (roman, 1933)
* Ik en mijn oom Louis (novelle in
tijdschrift,
1934)
* Doppen (roman, 1935)
* Mur Italien (novelle, 1935) (in "Vertellen")
(ook in "54 Vlaamse verhalen",
1971)
* Het Turksch kromzwaard (novelle, 1936) (in "Vertellen", 1937)
* De pacifist (novelle, 1937)
(in "Vertellen")
* Een spook op zolder (roman, 1938)
* De ster van Bethlehem onder de rook der
mijnen (novelle in tijdschrift, 1940)
* Schaduw over Brugge (roman, 1940)
* Shoenmaker Annicaert sterft (novelle in
tijdschrift, 1940)
* De gouden vogel (roman, 1941)
* Ook een oorlogsverhaal (novelle in
tijdschrift,
1942)
* Menshen in de strijd (roman, 1943)
* De bevrijding van Richard, Prins van York
(novelle in tijdschrift, 1949)
* Hellegat (roman, 1949)
* Wie kan dat begrijpen? (roman, 1949)
* De kleine pardon (novelle, 1954)
* De diplomaat en de galg (novelle in
tijdschrift,
1954)
* Spiegel van leven en dood (2 verhalen: Laten
wij bidden, De paardendief. 1954)
* Een schot in de nacht (novelle in
tijdschrift,
1955)
* De molen draait (novelle in tijdschrift,
1956)
* Onder de toren (roman, 1959)
* De vader (novelle, 1960)
* Jo maandag (novelle in tijdschrift, 1964)
* Wat was er met Jan Uyttersprot? (novelle,
1964)
* Een mooie dag in mei (novelle in
tijdschrift,
1964)
* De zure uitval (novellen : Een mooie dag
in mei, Kinderen (= De molen draait), De kleine pardon. 1965)
* Het Turks kromzwaard (in "Vlaamse
verhalen", ?)
--------------
(1)
aktivisme = politieke beweging
die streefde naar de oplossing van de
Vlaamse
kwestie met hulp van de bezettende
macht (1914-18)
(2)
autodidact = iemand die
zichzelf een bepaalde wetenschap of kunde heeft
geleerd, zonder leermeester
(3)
melodrama = drama waarbij
sterk op het gemoed gewerkt wordt
(4)
lyrisme = hoge dichterlijke
vlucht van de stijl, gezwollenheid
(5)
surrealisme = kunstrichting
die ervan uitgaat dat de dingen niet zijn
wat
ze schijnen, maar een bovenverstandelijke
betekenis hebben
(6)
outsider = buitenstaander,
niet ingewijde