Prudens
van Duyse werd als Prudentius van Duyse geboren
te
Dendermonde op 17 september 1804. Nadat hij een tijd te Laken de
functie
van notarisklerk had uitgeoefend, ging hij rechten studeren aan de
Gentse
universiteit, waar hij promoveerde in 1832. In 1836 werd hij
stadsarchivaris
te Gent.
Als één der stichters van het genootschap "De tael is
gansch het volk" (1836) stond hij mee aan de wieg van de Vlaamse
Beweging.
Aanvankelijk schreef hij zogenaamde "vaderlandse" poëzie in een
gezwollen retorische
(1) taal; later verstilde deze retoriek. Zijn "Lofdicht op de
Nederlandsche
taal" (1829) was zijn eigenlijk debuut. Hij schreef veel
gelegenheidsgedichten.
Zijn beste gedichten werden door hemzelf gebundeld in "Het klaverblad"
(1848) en "Nazomer" (1859).
Zijn "Verhandeling over den Nederlandsche versbouw" (1854) werd
bekroond.
Prudens van Duyse overleed te Gent op 13 november 1859.
De vijfjaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse letterkunde werd hem
postuum toegekend in 1860.
Bibliografie:
* Dichtstuk over den heldenmoed der Vlamingen tegen de Fransschen betoond onder het bestuur van den graaf Guy van Dampière (1825)-----------
(1) retorisch = redekunstig, bombastisch
Terug naar Louis' Thuispagina - index Vlaamse schrijvers