Thema
Emma wordt in een ijselijk strenge
kostschool opgesloten, ver weg van grote zus die aan een
vreemde ziekte lijdt. Maar hoe klein en kort de
kloosterzusters de meisjes ook houden, hun lichamen
groeien en bloeien en weten beter. Nooit heeft Emma
spannender verhalen en pikanter liedjes gehoord dan in
de bezemkast van de slaapzaal, nooit heeft ze vuriger
gedroomd dan van de jonge tuinman met wie ze niet mag
praten. Als Emma van school wordt gestuurd, weet ze wat
ze moet weten en doet ze wat ze
kan doen.
Hoe anders was het om vrouw te worden
in grootmoeders tijd?
Hoe vertrouwd lijken de wensdromen en
nachtmerries van toen?
Hoe gedurfd klinken vuile
volksliedjes in internettijden?
Bekroningen
Boekenleeuw 2007, juryrapport
GEZOCHT: Een strenge kostschool
voor een braaf en gaaf meisje. Emma De Kempeneer wordt
van de ene op de andere dag door haar vader in een
strenge katholieke kostschool gedropt. Hij wil dat haar
ongereptheid daar bewaard wordt tot haar zieke zus
genezen is. De zusters zijn vastbesloten haar in haar
naïviteit te houden en willen van het ‘goddeloze’ kind
tevens een vroom meisje maken. Ze roepen hiervoor de
hulp in van haar medeleerlingen. Ook zij moeten haar de
heilige liederen, gebeden, verhalen leren. Ze wijden
haar inderdaad in, maar doen dat wel op hun manier: met
onkuise liedjes, rijmpjes, vertelsels. Zo groeit ze naar
het besef van de echte wereld en naar de oplossing om
haar zus te redden.
De auteur voert ons op een
bijzondere overtuigende en originele manier vijftig jaar
terug in de tijd. De geur en de sfeer van het klooster
komen je van in het begin tegemoet. Verschillende
soorten zusters passeren de revue, ook de warme, wijze
Maria. Uit haar woorden en daden haalt Emma kracht en
een geloof waarvan ze het bestaan niet vermoedde. De
metamorfose van Emma, van ontluikende naar rijpe tiener,
wordt heel inlevend geschreven. We maken kennis met de
vergeten heiligenlevens. We glimlachen bij de wazige
uitleg van taboewoorden als wellust en onkuisheid.
Wie heeft niet als kind uit volle
borst een liedje meegezongen waarvan de betekenis jaren
later je schaamrood naar de wangen deed stijgen? Ook de
jongere van vandaag herkent zich zeker in dit verhaal:
de schaamte en schrik, maar ook de moed en hoop bij het
groeien naar volwassenheid. De vreugde iemand te
ontmoeten die op dat moment in je leven je weer even
verder op weg zet.
Dit is een verhaal dat generaties
bij elkaar brengt: grootmoeder, moeder dochter en
kleindochter zullen herkenningen en verbazingen delen.
Leesontdekkingen die hen bij elkaar brengen. Dit brengt
ons bij...
GEVONDEN:
De laureaat. De Boekenleeuw 2007
reiken wij graag uit aan Marita de Sterck voor Kwaad
Bloed, uitgegeven bij Querido.
De Boekenleeuw en de Boekenwelpen
zetten elk jaar de beste Vlaamse inzendingen in de
schijnwerpers. Dit jaar werden er 108 boeken aan de jury
bezorgd: 88 oorspronkelijk Nederlandstalige en 20
vertalingen.
Zilveren Zoen 2007, juryrapport
‘Zoals uw dochter werd afgeleverd,
braaf en gaaf, zo krijgt u haar weer terug.’ Emma’s
vader kan met een gerust hart naar huis, nadat hij zijn
jongste dochter heeft toevertrouwd aan nonnen die haar
wel ‘passender verhalen’ zullen leren dan de sprookjes
waar ze nog in gelooft. Op Maria Maagd en Moeder kan
haar niets overkomen.
Emma Dekempeneer is het
hoofdpersonage in Kwaad bloed van Marita de Sterck. De
enige exacte tijdsaanduiding in de roman is haar
geboortedatum, 15 mei 1946. Maar de enkele verwijzingen
naar ‘de eerste echte gelovige president van Amerika’,
de verdrietige gebeurtenissen rond de ‘vroomste koningin
die het land ooit had gekend’, een overstroming en een
staking zijn duidelijk genoeg om er zeker van te zijn
dat het verhaal zich afspeelt in het Vlaanderen van
1961. Emma, hoewel ‘plat als een plank’, moet dan
veertien, bijna vijftien zijn.
Dat ze – ‘zo klein en zo onwetend’
– hals over kop naar deze katholieke kostschool (‘on-in-neembaar’)
moet, heeft, zo vermoedt ze, te maken met de ‘ziekte’
van haar oudere zus. De keuze van haar ouders voor de
school waar ‘niets ook maar een beetje aan thuis doet
denken’ lijkt een verstandige, maar zal anders uitpakken
dan ze gehoopt hadden.
Als een onnozel bloedje komt Emma
er binnen. Van jongens bijvoorbeeld weet ze niet meer
dan dat die een andere voorkant hebben en onder hun
navel iets dat verder nergens toe dient. En natuurlijk
dat ze voor hen moet oppassen, omdat ze ‘hun verstand
amper een kwart van de tijd’ gebruiken en omdat hun
vlees zo zwak is.
Het heeft er alle schijn van dat
Kwaad bloed geschreven werd vanwege een nog openstaande
rekening. Tegelijkertijd wordt met dat vermoeden de
auteur van deze historische roman over hoe meisjes vrouw
worden ernstig te kort gedaan. Emma’s groeispurt is ook
het startschot dat haar de ogen en oren opent voor waar
ze eerst nog blind en doof voor was. Het is een verhaal
dat universeel en van alle tijden is: ‘Zag je dan alleen
wat je wou zien, en hoorde je alleen wat je wou horen?
Kwam je alleen maar te weten wat je wou weten of wat je
vanbinnen al wist? Misschien was weten niet zozeer iets
van de ogen en de oren maar meer iets van de
binnenkant.’
Kwaad bloed moet met buitengewoon
veel plezier zijn geschreven. Minstens zo groot is het
genoegen waarmee wij het hebben gelezen. Omdat er zoveel
humor in dit boek zit. Omdat er zoveel onvergetelijke
personages in figureren. Zo’n ‘keuzeke’ als Emma,
natuurlijk, en haar vriendinnen die met elkaar als
zusters-in-het-kwaad altijd de nonnen een slag voor zijn
met de subversieve, ‘vuile’ liedjes die ze zingen.
Zuster Agatha met haar gloedvolle verhalen over het
beestachtig afgrijselijks dat godverloofde maagden en
martelaressen werd aangedaan door wellustige mannen. En
zeker zuster Maria die weet dat je ziek van liefde kunt
zijn en ook dat de liefde je kan genezen.
En dan nog pater Ezechiël, als hij
vanaf de preekstoel losbarst over alle gevaarlijke
gelegenheden tot zonde. Wat een vondst om juist hem
–leesbevorderaar pur sang met zijn slogan ‘slechte
lectuur in het vuur!’ – de vraag in de mond te leggen
‘Wie denkt over het leven te kunnen leren door boeken te
lezen?’
Zijn dreigend waarschuwen voor
verschrikkelijke verwoestingen erger dan besmettelijke
ziekten, kon ons er echter niet van weerhouden Kwaad
bloed te bekronen met de Zilveren Zoen 2007. Marita de
Sterck zal het ons niet kwalijk nemen als we leentjebuur
spelen en beamen wat ze op pagina 82 in haar boek zelf
ongeveer zo zegt: “als je maar genoeg over het echte
leven en de grote liefde leest, zul je het later vast en
zeker herkennen als het je overkomt.”
De Pers
Annemie Leysen in De Morgen, 16 augustus 2006:
Vandaag verschijnt een nieuwe jongerenroman van Marita
de Sterck. De prachtige coverfoto van Carla van de
Puttelaar suggereert het: Kwaad bloed is
helemaal een vrouwenboek, over de groei van onnozele
bakvis tot jonge vrouw, met als achtergrond het Rijke
Roomse Leven op een Vlaamse kostschool in de jaren 1950.
Een boek over schrik en schaamte, over de kracht van de
verbeelding en over het verlangen naar verboden
vruchten. Herkenning te over voor rijpere dames en een
nieuwe wereld voor wie het allemaal nog moet ontdekken.
Net als haar vorige romans is Kwaad bloed ook
weer uitgesproken antropologisch geïnspireerd.
We
hadden een boeiend gesprek op een zomerse Antwerpse
Grote Markt, in de buurt van het Etnografisch museum,
waar Marita de Sterck research doet voor een collectie
orale verhalen uit de vijf continenten.
‘Die
scharnierperiode, de overgang van meisje tot vrouw, met
de bijhorende rituelen en verhalen, is echt wel mijn
thema. Een fascinerend verschijnsel van alle tijden en
plaatsen, dat ook narratief interessante stof biedt. Ik
speelde al langer met de gedachte om een verhaal te
schrijven over vrouw worden in de jaren vijftig, bestemd
voor de internetgeneratie van vandaag. Op het eerste
gezicht ligt alles open en bloot voor meisjes van nu.
Wat ze kunnen zien lijkt grenzeloos en toch zijn ze, net
als destijds, selectief doof en blind. Ze pakken op waar
ze aan toe zijn en duwen weg wat te overrompelend is.
Mijn personage, Emma, is niet anders. Ze voelt dat er
wat broeit thuis, dat er wat schuilt achter die
zogenaamde ‘ziekte’ van haar oudere zus, die maakt dat
haar ouders haar op de strengste kostschool dropten.
Emma is nog niet toe aan de ware toedracht (de
ongewenste zwangerschap van haar zus), geregeld schuift
er een gordijn voor al te onrustwekkende gedachten. Dat
beschermingsmechanisme tegen de dingen die je nog niet
aan kunt is een boeiend gegeven uit de
ontwikkelingspsychologie.’
Emma’s groei gaat wel erg hard? Op zes maanden tijd
krijgt ze alles in de gaten en wordt ze vrouw?
‘Ik
heb inderdaad voor een steile groeispurt gekozen. Emma
arriveert als naïeve seut en ook nog uit een
goddeloos nest op die streng katholieke kostschool. Ze
wordt door de oudere meisjes meegetroond naar de
nachtelijke bijeenkomsten in de bezemkast. Daar hoort ze
verhalen en liedjes vol pikante beeldspraak en
dubbelzinnige toespelingen, waar ze eerst niks van
snapt. Dat groepsgebeuren met die intieme lichamelijke
nabijheid, die rollenspelletjes, al dat dubbele… hoort
echt wel bij de groei van meisjes. Langzaam maar zeker
ontwaakt Emma uit haar slapende toestand en dringt het
tot haar door wat er aan de hand is.’
Verwijst de titel, Kwaad bloed, ook naar
menstruatie?
Als
antropoloog ben ik altijd al met menarche-rituelen
(eerste menstruatie, A.L.) bezig geweest. Die
scharnierrituelen verwijzen tegelijk naar dood en
geboorte, er vindt rituele dood en ‘second birth’
plaats, meisjes worden ingeschreven in de lijn van de
generaties, grootmoeders spelen een centrale rol, ook in
het doorgeven van de belangrijke verhalen. Krachtige
rituelen ontbreken bij ons vandaag. Veel meer dan een
cadeautje of soms een klein vrouwenfeestje is er niet
bij. In het Navaho-reservaat krijgen meisjes nog wel een
ritueel waarin vrouwelijke verhalen en kennis worden
doorgegeven en waarin sterke metaforen opduiken, zoals
het bakken van een reusachtige cake voor alle
aanwezigen. Griekwa meisjes (op de grens tussen
Zuid-Afrika en Botswana) verblijven bij hun eerste
menstruatie een tijd in een afzonderlijke ruimte, ze
worden dan ‘hokmeisjes’ genoemd. Daarna worden ze naar
de rivier gebracht waar de ‘grootwaterslang’ huist. Het
motief van de slang als bruidegom duikt in alle
continenten op. Claude Lévi- Strauss stelde al: bepaalde
dieren zijn zeer geschikt voor narratieve en rituele
consumptie, om rond te associëren en te denken… Ik wil
een 80-tal krachtige initiatieverhalen uit de hele
wereld, die vrouwelijk groei verbeelden, bundelen in een
bloemlezing. Ik wil daar drie jaar aan werken. Ik denk
dat ze literair én emotioneel veel te bieden hebben,
over de grenzen heen. De eerste menstruatie komt er in
onze cultuur steeds eerder aan. Ze overvalt kinderen van
tien, elf en dat selectief doof en blind zijn speelt dan
zeker mee. Verhalen kunnen met hun beelden en metaforen
groeibevorderend werken, precies door de impliciete
lading, het suggestieve, wat elke lezer individueel kan
oppakken en invullen of laten liggen.
‘Kwaad
bloed verwijst naar de oude betekenis van
menstruatie, geeft weer hoe negatief dit werd ervaren,
hoe het vruchtbare lichaam vooral als vuil werd
bestempeld. De woordenschat die daar omheen hing is
boeiend materiaal, ook de volkswijsheden die ermee te
maken hadden: je mayonaise ging gegarandeerd mislukken,
je haar zou ros worden als je het waste tijdens de
menstruatie, een bad nemen mocht dan niet… Het
vrouwelijk lichaam werd als vreemd, haast vijandig,
ervaren. Vandaag vind je daar nog sporen van in reclames
voor hygiënische producten: bescherming is de breed
uitgesmeerde boodschap, tegen de blik van anderen, maar
evengoed tegen het eigen onbetrouwbare lijf.’
Met
de titel refereert u allicht ook naar Emma’s boosheid
en ongenoegen over de gang van zaken?
‘Spreekwoordelijk verwijst kwaad bloed zetten ook
naar wrevel, misnoegdheid en boosheid. Mét haar
lichamelijke ontwaken wordt Emma ook geestelijk wakker.
Kwaad is ze, op de nonnen die haar een hoop onzin wijs
maakten, op haar ouders die de waarheid over haar zus
verzwegen, op iedereen die haar niet vertelde wat ze
weten wou. Op het einde brengt ze een groot offer: door
de nonnen te laten geloven dat ze over de schreef ging
met de tuinjongen, verbant ze zichzelf uit haar nieuwe,
intussen geliefde schoolmilieu, om het voor haar zus op
te nemen. Ze gaat tot het uiterste. Hoe het uiteindelijk
afloopt mag de lezer zelf invullen.’
Is
dit boek ook een afrekening met een katholieke jeugd?
‘Ik
hoop dat het boek niet zo over komt. Het is niet vanuit
een bittere reflex geschreven. Ik wilde wel een
statement maken over de manier waarop er toen werd
omgegaan met ‘gevallen vrouwen’ die niet aan de
heersende normen beantwoordden. Ik vermoed dat bijna
elke Vlaamse familie wel zo iemand had. Daar zijn
verschrikkelijke accidenten uit voort gekomen. Het
onverbiddelijke, verwerpende tegenover niet acceptabele
huwelijkspartners, ongewenste zwangerschappen,
echtscheidingen… daar wilde ik wat over kwijt. Fossiele
relicten van die verkrampte ingesteldheid zijn nu nog te
vinden. Veel vrouwen van vijftig en ouder zijn toch wel
met schrik en schaamte opgevoed. Het mag een wonder
heten dat er nog zoveel gezond en evenwichtig zijn
uitgekomen.
Maar
naast de bestraffende nonnen waren er toen ook zachte,
zorgzame en lieve nonnen, die de christelijke
naastenliefde in de praktijk omzetten. En het Rijke
Roomse leven heeft ook heel wat boeiende narrativiteit
en oraliteit gebracht. Denk maar aan de heiligenverhalen
over de maagden en martelaressen, met onvoorstelbaar
sterke scenario’s en erotisch lading. Hoe de borsten van
de heilige Agatha werden afgehakt … wat een gruwel, maar
prachtig verteld. En hoe Petrus ‘de beide bloedige
wonden met tedere aanrakingen heelde’. Dat kun je als
auteur niet zo bont verzinnen. In dat opzicht had het
oude Vlaamse katholicisme vaak iets subversiefs. Je kwam
te weten wat een bordeel was, of waar incest op sloeg.
De meisjes in mijn boek luisteren ademloos naar de erg
‘informatieve’ donderpreken van de pater over verboden
lectuur. Dat Vlaamse katholicisme had iets aards,
zintuiglijks en lijfelijks, anders dan het
fundamentalistische protestantisme dat opduikt bij
Nederlandse auteurs als Jan Siebelink, Guus Kuijer en
Rita Verschuur. Ik heb dit boek echt met plezier
geschreven, weet je. Er werd toen ondanks alle
gestrengheid ook veel gelachen.’
Wilde u met Kwaad bloed bewust een vrouwenboek
schrijven?
‘Mijn
vorige roman, Met huid en haar, was eerder een
vaderboek, waarin ik een stem probeerde te geven aan de
verhalen die mijn zeer oude vader op het eind van zijn
leven vertelde, over zijn eigen jeugd, over de eerste
wereldoorlog, over het volkse geloof in de pekduivels…
Oraliteit kan als een soort baarmoeder fungeren voor
pijnlijke ervaringen die geen andere plaats vinden.
Kwaad bloed is anders, meer een ‘Marita-boek’, vind
ik. Dat lichamelijke ontwaken blijft een thematiek die
me sterk bezighoudt. En ook vrouwennetwerken vind ik
interessant. Solidariteit kan ver gaan in extreme
omstandigheden. De kostschoolmeisjes vinden mekaar op de
‘bloedzolder’ (waar hun maandverbanden werden bewaard,
A.L.) omdat ze op de duur simultaan, synchroon
menstrueren. Hechter kan haast niet. Ik wou ook het
rebelse en subversieve van die meisjes weergeven. Ze
hadden behoorlijk wat slagkracht, net als de ‘madammen’
die de Vlaamse goegemeente in de jaren 60 met hun
revolutionaire opvattingen over seksuele voorlichting op
stelten zetten. Kwaad bloed is ook een ode aan de
vrouwelijke kracht en verbeelding.’
Annemie Leysen, DE Morgen
16 augustus 2006
|