|
Terugkeer naar de schaakstal – of het
relaas van een come-back
 |
Al jaren
heb ik uitgekeken naar het moment waarop ik opnieuw
kompetitieschaak zou kunnen spelen.
Niet zomaar 9 partijtjes per jaar voor de interklub (mijn
jarenlang dieet voor ik in 1994 Belgie verliet), maar
opnieuw
toernooien spelen, en meerdere per jaar, wat me zelfs toen
ik jong was nooit is gelukt.
Over de afgelopen 30 jaar, en voor ik er dit jaar dus
opnieuw invloog, had ik ocharme 3 toernooien gespeeld:
een tornooi in Stockholm in 1978, het Kampioenschap van
Belgie in Hoei in 1984 (met als meest opmerkelijk resultaat
dat ik er
mijn vrouw Siska heb leren kennen), en nog een toernooi in
Krakau in 2002 - zonder enige voorbereiding,
maar gewoon omdat we er woonden, en ik toch even wilde weten
of ik de gang der stukken nog kende. |
En dan, dit jaar, ineens 4
toernooien achter elkaar, and more to come! Een jongensdroom die
eindelijk bewaarheid wordt, of toch ook niet?
Want wat bak ik er nog van, na zovele jaren inaktiviteit, met in
ieder geval het gewicht maar niet de ervaring der leeftijd,
en in een schaakwereld die radikaal veranderd is?
Ja, de schaakwereld is in de
afgelopen 15 jaar radikaal veranderd, dat viel me onmiddellijk op –
een beetje het “Goodbye Lenin” idee.
Door computer, internet, en de influx van zoveel sterke
Oosteuropeanen, is het niveau van het schaken, ook in Belgie,
gevoelig verhoogd.
Terwijl zich blijkbaar overal, en ook in Belgie, een sterke
verjonging heeft doorgezet: een heel goede zaak.
Mijn eerste levensgrote
uitdaging in deze nieuwe wereld was mijn openingskennis.
Al gauw bleek dat mijn openingsboekjesboekjes van de 80-er jaren
hopeloos verouderd waren, en helemaal niet meer beantwoordden
aan de praktijk van vandaag.
Vroeger kreeg de Lb5-variant bijvoorbeeld hoogstens enkele
bladzijden in een boekje over het Siciliaans, terwijl nu heelder
boeken bestaan
over die variant alleen, en dikwijls nog geschreven vanuit de optiek
van de witspeler of de zwartspeler.
Dat geldt ook voor gesloten Sicilaans, vroeger totaal onbestaande
varianten en openingen zoals de Grand Prix Attack , the London
System,
de Trompowsky, de Egel, enzovoort.
Ook hebben het Skandinavisch en zelfs de Philidor totale
respektabiliteit gevonden, en bega je als e4-speler een grote fout,
die te licht te nemen.
Verder stel ik vast dat het hele openingsdenken veel meer dan
vroeger gebaseerd is op aktief stukkenspel en initiatief,
eerder dan op subtiel positiespel en verantwoorde pionnenstrukturen
waarmee ik ben opgegroeid, zij het een beetje tegen mijn natuur.
Ongetwijfeld heeft ook het gewijzigde speltempo deze veranderingen
in de hand gewerkt.
Het was dus duidelijk: ik
moest terug aan de studie, en geen klein beetje! Gelukkig bestaan
er intussen heel goeie openingsboeken,
en had ik voor m’n vertrek uit Moskou (waar ik het laatste anderhalf
jaar opnieuw heb gewerkt) al gekocht
wat ik daar vinden kon – aan prijzen drie keer lager zijn 60% lager
zijn dan hier, maar wel in het Russisch natuurlijk.
Bovendien beschik ik nu over ChessBase (wat tijdens een toernooi
totaal onmisbaar is!), en heb ik me geabonneerd op een
uitstekende website over openingsnieuwtjes, met medewerking van een
hele reeks grootmeesters (www.chesspublishing.com).
De hulp en het advies van vooral Robert, Ronny en ook Stefaan Docx
hebben mij daarbij heel erg geholpen om m’n weg
te zoeken – waarvoor nogmaals dank.
En dan het wedstrijdritme.
Ook daarin is zowat alles veranderd, tot en met de elektronische
klok waarover ik dringend een kursus moet volgen.
“In mijn tijd” speelden we 40 zetten op 2,5 uur, en daarna nog eens
16 zetten per uur.
Mijn langste partij ooit was 11 uur, op de Olympiade 1976 in Haifa,
tegen de Welshman Botterrill.
Waarbij zowel ik als mijn tegenstander het presteerden, meerdere
keren in tijdnood te komen. En werd de partij twee keer afgebroken,
met telkens een zet onder verzegelde omslag! Partijen met beperkte
tijd kwamen toen alleen voor in blitz.
Dus totaal onvergelijkbaar met een tempo van 1,5 uur per partij plus
30 sekonden per zet , zonder tussentijdse tijdskontrole (zoals in
Barlinek)
of het knock-out systeem dat gangbaar is in de meeste tornooien.
Ik was dus zeker niet
gelukkig met zulke radikale veranderingen, en verwachtte vooral dat
mijn handicap in de opening
daardoor alleen nog maar groter zou zijn.
Dus een reden te meer om extra hard te werken aan mijn openingen.
Maar tegelijk kwam ik tot de konklusie dat ik me heel anders moet
instellen tegenover een partij:
minder perfektionistisch (tenslotte heeft je tegenstander dezelfde
handicap), iets meer spekulatief misschien en sterk gericht op
initiatief,
en vooral zorgen voor meer tijd op de klok dan je tegenstander.
Nadat ik, sinds januari, een
twaalftal partijen gespeeld had in Interklub en Zilveren Toren (met
onverhoopt goeie resultaten),
heb ik over de laatste maanden 4 toernooien gespeeld – dus al een
meer dan in de vorige 30 jaar!
Met m’n eigen ELO van 2316
haalde ik de volgende resultaten:
HSG Open (Hilversum, NL) 5,5 op 9 (+3, -2,
=4) Rp (prestatierating) 2283
Kampioenschap Zuid-Polen (Krakau) 4,5 op 9
(+4, -4, =1) Rp 2180
Kampioenschap van Vlaanderen (Gent) 4 op 7 (+2,
-1, =4) Rp 2309
Memoriaal Lasker (Barlinek, PL) 5 op 9 (+3, -2,
=4) Rp 2419
Over m’n examenkoorts
tijdens deze toernooien, de slapeloze halve nachten, m’n faalangst
en overdreven respekt voor hoge ELO’s,
maar ook de ervaring van “new age” geknoei met een palmtop achter
een WC deur, vertel ik wel eens aan de toog van de Rix.
Maar wat me zoals ik al zei vooral bezighield was m’n
openingsrepertorium, zeker met zwart, en de vaststelling dat m’n
tegenstanders,
van elk niveau, tien keer beter voorbereid waren dan ik. Zo verloor
ik ook m’n eerste 4 partijen met de Draak in het Siciliaans, en
begon me
grote vragen te stellen bij de speelbaarheid daarvan. Maar daarover
meer tijdens de partijkommentaar.
Maar tegelijk heb ik enorm
veel geleerd tijdens deze tornooien, en groeide ook m’n
zelfvertrouwen, en het idee dat ik tenminste m’n spelstijl,
m’n vechtlust en m’n energie van weleer aan het terugvinden was. En
ook de goesting!
M’n laatste toernooi in
Barlinek was dan ook een grote stap vooruit, en dat is gelukkig
merkbaar in de resultaten.
Jammer genoeg kwam ik een half punt tekort voor een IM-norm (dat was
me ook al eens gebeurd in... 1975, in Netanya – Israel !),
maar –na amper 5 maanden opnieuw in de arena- mag ik niet ontevreden
zijn met m’n score tegen grootmeesters en IM’s,
en met de kwaliteit van de meeste van m’n partijen. Ik heb dan ook
beslist, deze 9 partijen in dit artikel een voor een te bespreken,
wat af en toe misschien ook inzicht geeft in het mentale proces dat
ik doormaakte.
 |
Het Lasker Memoriaal werd dit jaar
voor de 16e keer in Barlinek georganiseerd,
ter nagedachtenis aan Emanuel Lasker die daar in 1868 was
geboren, en
wereldkampioen was tussen 1894 en 1921.
Wel behoorde dat gedeelte van Polen (net ten Oosten van
Berlijn) toen nog aan Duitsland,
tot het na de tweede wereldoorlog, bij het trekken van de
Oder-Neisse grens,
als schadeloosstelling voor de oorlog Pools grondgebied
werd.
Wel werden alle Duitsers uitgewezen, en werd de streek
herbevolkt werd
door Polen die moesten vluchten uit de vroegere Poolse
gebieden in de Oekraine en Wit-Rusland.
Wat meteen betekent dat de Duits-Joodse leefwereld van
Lasker (in wat toen Berlinchen of
Klein-Berlijn heette) totaal vreemd is voor de uitsluitend Poolse
bevolking van het huidige Barlinek,
waar jammer genoeg ook bijna niemand Duits spreekt.
|
Dat verklaart volgens mij
waarom een Memoriaal ter nagedachtenis aan de langst regerende
wereldkampioen zo’n bescheiden en materieel eerder
armetierig tornooi is gebleven. Hopelijk verandert dat ooit, maar
volgens mij dan alleen in het kader van aktieve Duits-Poolse
kulturele samenwerking, en met medewerking van de Joodse
gemeenschap.
Voor andere partijen, alle
resultaten en ook foto’s van dit tornooi, zie
www.barlinek.caissa.com.pl
Hier volgen dan de partijen
en analyses :
Wat heb ik dus geleerd
tijdens deze tornooien?
1-
Een gedegen openingskennis is op dit niveau fundamenteel –
maar natuurlijk verre van voldoende.
Het gaat er in de eerste plaats niet om, alles van buiten te leren
(hoewel dat in heel taktische varianten eigenlijk wel nodig is),
maar dat je het karakter
van de openingen die je speelt goed begrijpt, en dat je je eigen
accenten kan leggen.
Ik ben ook nog volop aan ’t ondervinden welke openingen en
varianten, in hun moderne versie, bij mijn spelstijl passen, en
welke niet.
Bovendien denk ik dat je, onder meer door ChessBase en andere nieuwe
vormen van informatie, niet te voorspelbaar mag zijn in je
openingskeuze,
en moet je meerdere pijlen op je boog hebben.
Ik heb op het vlak van openingen de laatste maanden zeker veel
vooruitgang gemaakt, maar voel dat ik pas halverwege ben.
2-
Voorbereiding in funktie van je tegenstander is essentieel,
ook al omdat hij hetzelfde doet met jou. ChessBase bezitten en
goed gebruiken is daarom een must.
Als je je eigen database kan verdoezelen door het gebruik van 2
verschillende spellingen van je naam (bv. Rooze en Roose), dan is
dat meegenomen!
3-
Zoeken naar initiatief lijkt me, nog meer dan vroeger, de
sleutel tot sukses. Niewaar Robert?
4-
Een goed tijdsgebruik, waarbij voldoende tijd voorbehouden
wordt voor de kritieke fasen van de partij, lijkt me meer dan
tevoren een doorslaggevende faktor.
Voldoende openingskennis en een minimum aan voorbereiding op je
tegenstander helpen zeker daarbij.
5-
Een beetje meer geduld, naargelang de stelling, is een schone
zaak. Vraag is hoe ik dat voor mezelf aanpak. Marcel: enig advies?
6-
Gelukkig zijn ook Grootmeesters feilbaar, en door het
veranderde speltempo misschien nog meer dan vroeger.
Je moet uiteraard bescheiden blijven, maar teveel respekt of teveel
schroom is een slechte raadgever.
Meestal is het trouwens zo, dat een GM meer te verliezen heeft dan
jij – en zich dus helemaal niet zo zelfzeker voelt als we zouden
denken.
7-
Tijdens een tornooi is gezonde ontspanning voor en na elke
partij geen overbodige luxe, zelfs al moeten we voldoende tijd
voorbehouden voor de voorbereiding.
Anderzijds moet ik dringend beter leren slapen, en niet als een
beginneling blijven piekeren over gisteren en morgen.
Alle eerbare adviezen terzake zijn meer dan welkom!
Jan Rooze.
|