vlnr. Carl Bekaert, winnaar, An Verbeeck, Marc
Gijsemans
en de vertegenwoordiger van onze sponsor, Rotary Heist
Roman
kwam de woonkamer binnen.
Onrustig
om zich heen kijkend, een rol wc-papier half verborgen onder de slippen van
zijn gestreepte pyjamavest, repte hij zich naar de tafel, schoof een stoel
achteruit en ging zitten. Hij plaatste de rol wc-papier netjes binnen
handbereik en zette zijn computer op. Een vluchtig blik vertelde hem dat
Lotte, zijn vriendin, verloofde en zo meteen ook tijdelijk toekomstige ex, hem
hoofdschuddend stond aan te kijken van achter de openstaande deur van de
kleerkast.
Op
dit moment kon haar misprijzen hem gestolen worden.
Hij
voerde enkele handelingen uit op de computer en nam vervolgens het stuk zeep
op dat in het midden van de tafel lag, drukte het tegen zijn borst en begon
erin te kerven met een soort mes, zijn bovenlichaam lichtjes voorover gebogen
als om zijn activiteiten verborgen te houden voor de rest van de wereld.
Opeens
hield hij op.
“Ben
jij nu aan het zingen?” vroeg hij enigszins verbaasd.
Hij
had duidelijk een melodie gehoord, gedragen door iets dat verdacht sterk op
haar stem leek. Ze antwoordde niet.
Aarzelend
hervatte hij zijn verdoken activiteiten en sneed met de accuratesse van een
chirurg enkele flinterdunne schillen van het stuk zeep af. Het vlijmscherpe
werktuig dat hij daarvoor hanteerde was ooit een lepel geweest, die hij met
veel geduld doorheen het vensterraam tegen de buitenmuur had afgeslepen.
Opnieuw
richtte hij zich op.
“Ben
jij dat nu?”
Hij
zette zijn computer uit om nog beter te kunnen luisteren.
“Of
ben ik nu gek aan het worden?”
“Ik ben aan het neuriën” gaf ze uiteindelijk toe.
Dit
was nieuw. Lotte hoorde niet te neuriën wanneer ze haar koffers pakte. Lotte
hoorde nijdig te zijn, gepikeerd en chagrijnig, hysterisch op het waanzinnige
af, maar niets van dat. Ze was aan het zingen...
“En
wat ben je dan wel aan het neuriën?” vroeg hij zo onverschillig mogelijk
– misschien bracht de tekst van het liedje enige duiding.
“Zou
jij wel graag willen weten.”
Ze
had hem zelfs niet aangekeken. Even had ze een blik geworpen op het uurwerk
dat naast het grote kruisbeeld tegen de muur achter hing, waarna ze een
kruisteken maakte en verder ging met inpakken.
Hij
haalde zijn schouders op.
Telkens
wanneer er iets gebeurde dat haar niet aanstond, haalde Lotte haar koffers
boven en begon ze haar kleren erin op te bergen. Soms als resultaat van een
heftige woordenwisseling, soms als inleiding. Het was zelfs al zo vaak
voorgevallen dat het Roman toescheen alsof ze elke onenigheid als een excuus
zag om de kleerkast te herschikken. Dan was ze iedere keer behoorlijk pissig
geweest. Nu leek het haar niet veel te kunnen schelen. Misschien was het deze
keer wel menens...
“Zou
je die computer wel laten afstaan?” vroeg ze na een tijdje.
“Hoezo?”
“Je
weet maar nooit dat ‘ze’ contact met je wil opnemen”
Hij
fronste...
“Wie
‘ze’?”
Er
werd aan de deur gebeld.
“Momentje!”
zei hij.
Hij
legde het stuk zeep op de tafel. Het mes wierp hij echter naar de keukendeur
waarop een grote foto van haar moeder duidelijk al enkele keren als roos was
gebruikt.
“Zal
het gaan, ja?” riep ze uit.
“Oefening
baart kunst.” zei hij laconiek.
Hij
begaf zich, met zijn rol wc-papier opnieuw onder de arm, naar de voordeur,
legde zijn hand op de klink, keek enkele keren om zich heen en trok dan de
deur met een ruk open voor een oudere man met een slof sigaretten in de hand.
Die leek zich allerminst te verbazen over de vreemde gestreepte figuur die
voor hem stond en die hem prompt de slof sigaretten uit de handen rukte, de
verpakking opentrok en er onderhands een pakje uit terug gaf, samen met het
verschuldigde geld, de ganse tijd geagiteerd over zijn schouder heen kijkend.
Nadat beide mannen nog een samenzweerderige knipoog hadden gedeeld, sloeg
Roman de deur met een klap terug dicht en repte zich tot bij de canapé waar
hij de resterende sigaretten achter de kussens verborg om dan weer plaats te
nemen aan de tafel en zijn werkzaamheden te hervatten. Lotte sloeg de ogen ten
hemel en zuchtte.
“Wie
‘ze’?” vroeg Roman vervolgens alsof er niets gebeurd was, waarna hij
terug opstond om het mes te recupereren.
“Wie
wat ‘ze’?”
Het
kostte hem enige moeite om het geïmproviseerde snijwerktuig uit het linkeroog
van zijn toekomstige schoonmoeder te prutsen, maar even later kon hij toch
verder werken.
“De
laptop, schat.” vervolgde hij “Wie zou er contact met me willen
opnemen?”
Heel
even verscheen op haar gelaat de zweem van een glimlach, die een zekere
voldoening verried omwille van zijn aanhoudende nieuwsgierigheid, maar die
verdween meteen achter het masker van bloedige ernst waarmee ze enkele
onderjurken in haar koffer legde.
“Je
‘soezie-woezie-schatte-bolle-wieze-wolleke’?”
Ze
sprak het langzaam uit met de belerende intonatie van een financieel expert
die een analyse maakte van de beursschommelingen. Bij hem sloeg het in met de
impact van een beurskrach.
“MIJN
WAT?”
Zijn
maag trok zich samen in een knoop.
“Je
netslet!” vervolgde ze koeltjes en begon verder te pakken.
“Wat
zeg je daar nu toch allemaal?”
“Je
‘harde-schijfwijf” voegde ze eraan toe, zo mogelijk nog koeler.
De
knoop in zijn maag trok zich alsmaar nauwer samen.
“Ik
weet niet waarover je het hebt!” probeerde hij vergeefs verontwaardigd te
zijn.
“Lieverd,
beledig nu alsjeblieft mijn intelligentie niet.”
Met
rustige regelmaat bleef ze de kledingstukken uit de kast halen en verdeelde
die netjes over de twee koffers op het bed.
Hij
aarzelde even.
Het
had duidelijk geen zin meer om zich nog langer van de domme te houden. Hij had
zich op glad ijs begeven en zij had hem onderuit gehaald. Misschien was het
tijd om toe te geven.
Het
zat zo...
Deels
om de verveling te verdrijven, deels uit nieuwsgierigheid, had hij zich via
het internet op enkele datingsites geregistreerd. Vroeger zou hij zich hiertoe
nooit verlaagd hebben, zoals hij het zelf noemde, maar hij ging naar de
vijftig toe en voelde zich alsmaar verder weg zinken in de verstikkende
gedachte dat de toekomst voorgoed achter hem lag. Later was nu geworden en
jong zijn kon alleen nog in zijn hoofd... of op het internet. Met dien
verstande dat elk fysiek contact beperkt zou blijven tot het indrukken van een
toets op zijn keyboard, had hij zich in het avontuur gestort. De leeuw zou nog
eens brullen, al was het dan virtueel!
“Hoe
ben je het te weten gekomen?”vroeg hij.
“Toen
je over je enkelband begon.”
Enkele
weken geleden was hij veroordeeld tot drie maanden elektronisch toezicht
vanwege het ongeoorloofd dragen van een politie-uniform.
“Hebt
U nog iets ter uwer verdediging aan te brengen?” had de rechter gevraagd.
“Enkel
dat ik gans deze poeha een farce vind, mevrouw! Ik was op weg naar een
feestje, verkleed als commissaris Migraine. Mijn vriendin had verdorie een
Mega-Mindypak aan! Dat had toch wel een kleine aanwijzing kunnen zijn.”
“U
stond het verkeer te regelen, mijnheer!”
“Dat
was voor de grap!”
“Een
grap die resulteerde in een ongeval.”
“Niemand
raakte gewond. Trouwens, alles verliep vlot tot de echte politie tussenbeide
kwam.”
“O,
zij hebben het ongeval veroorzaakt?”
“Inderdaad,
mevrouw!”
“Vervolgens
zou U die politieagenten hebben willen ontslagen? En met welk recht dacht U
dat dan wel te verwezenlijken?”
“Het
recht waarop elke werkgever zich kan beroepen om zijn personeel te ontslaan.
Het recht van de sterkste, mevrouw”
“Wel,
in deze rechtszaal ben ik de sterkste en ik veroordeel U tot een
vrijheidsbeperking, in uw eigen woning weliswaar, voor een periode van drie
maanden!”
Sindsdien
was hij dus gevangene van zijn eigen appartement. Hij gedroeg zich dan ook als
zodanig: dag en nacht gekleed in een gestreepte pyjama als gevangenisplunje,
voortdurend een rol wc-papier meezeulend als laatste restje van menselijke
waardigheid – “als ze dat van je afpakken, dan ben je niets meer!” –
plannen smeden om te ontsnappen, wapens vervaardigen uit gebruiksvoorwerpen,
zoals een mes uit een lepel of een pistool uit een stuk zeep en iedereen die
hem een dienst bewees uitbetalen in sigaretten. Nu ja iedereen... enkel de
conciërge en diens enige taak bestond erin om die sigaretten te gaan kopen;
zelf rookte Roman niet. Weliswaar een karikatuur van wat er zich in de
werkelijkheid in plaatsen van bewaring afspeelde, het was de enige manier die
hij kon verzinnen om zich met zijn lot te verzoenen. Spot maakte het
ondraaglijke wat draaglijker, klonk het dan nogal theatraal.
“Toen
ik over de enkelband begon?” vroeg hij verbaasd. “Je zat met andere
woorden verdorie zelf op die datingsite!”
Onverschillig
trok ze haar wenkbrauwen op
“Men
zegt toch dat het ware geluk zich in je eigen huis bevindt. Wel, ik had van
een vriendin gehoord dat jij ernaar op zoek was. Ik
moest toch zeker zijn dat je het vond?”
“Ik
was naar niks op zoek. Het was gewoon een spelletje... zoals solitaire... maar
dan met zijn tweeën.”
“Hier
verderop is een motel waar we eens kunnen afspreken” confronteerde ze
hem met zijn eigen woorden.
Heel
even kon hij niets uitbrengen.
“Wat
als ik daarin had toegestemd!” ging ze verder.
“Een
vrouw die zo snel op een dergelijk voorstel ingaat is een sloerie!”
probeerde hij.
“O
ja? En hoe noem je dan de man die zoiets voorstelt?”
“Een
Avatar.”
“Nu
ga je me nog wijsmaken dat jij en je Avatar twee verschillende personen
zijn!”
“Natuurlijk!
Mijn Avatar is pure fantasie!”
“Jouw
fantasie!”
“Dat
maakt het nog geen werkelijkheid! Als ik fantaseer dat ik jouw moeder een
pijnlijke dood laat sterven, denk je dan dat ik dat ook daadwerkelijk zou
doen?”
“Ja!”
“Oké,
slecht voorbeeld.”
“Het
enige wat je ervan zou weerhouden is de straf die erop zou volgen!”
“O,
maar ik zou het wel in een vlaag van zinsverbijstering doen, hé. Daar heeft
zo’n jury altijd medelijden mee. Vooral als ik mijn verhaal doe.”
Hij
gooide zijn hoofd in de nek en hield zijn arm omhoog waarbij zijn hand slapjes
op en neer wiebelde:
“Dag
luitjes... jullie hebben me gemist... ik voel het!” riep hij uit met een
schriel stemmetje, waarna hij zijn gezicht vervormde tot een duivelse grimas
en zijn handen verkrampt samenbracht alsof hij iemand zou wurgen...
“Echt
indrukwekkend... je kan trots zijn!” snauwde ze.
“Ik
zou er achteraf natuurlijk oneindig veel spijt van hebben!” besloot hij.
“Alleen
omdat je het geen twee keer kan doen!”
Opnieuw
wierp ze een blik op het uurwerk en maakte ze het kruisteken.
“Wil
je daar eens mee ophouden?” riep hij.
“Ik
wil gewoon weten hoe laat het is!”
“Je
weet goed wat ik bedoel... je bent niet eens gelovig!”
“Je
kan maar nooit weten!” zei ze, “Je hebt me trouwens nog altijd geen
antwoord gegeven!”
“Op
wat?”
“Wat
als ik ingestemd had om met je mee te gaan naar dat motel?”
“Denk
nu eens twee minuten na, schatje...”
Hij
stak zijn voet met de enkelband in de lucht.
“Zoals
ik dus al eerder al zei, het was gewoon een spelletje.”
“Datingsites
zijn geen speelplaatsen!”
“Natuurlijk
wel! Jij was trouwens niet mijn enige speelkameraadje!”
“WAT?”
“Er
waren er nog.”
“Hoeveel?”
“Een
vijftiental...”
“Vijftien
wanhopige vrouwen die in een ultieme poging via het internet op zoek gaan naar
een levenspartner en jij houdt die zomaar aan het lijntje! Je moest je
schamen!”
“Ach,
wat... die vrouwen zijn gewoon op zoek naar een beetje mysterie en wat
romantiek. Trouwens, als ik met hen klaar ben, zullen ze zo’n goed gevoel
hebben over zichzelf dat ze niet langer op het internet op zoek gaan naar een
nieuwe partner, maar in de echte wereld.”
“Jij
bent gewoon ongelooflijk...” sneerde ze.
“Vind
je niet?” lachte hij. “Neen, echt... het zou ongeveer zo moeten gaan:
‘Ik werd plots geveld door een ongeneeslijke en hoogst besmettelijk
ziekte’... ‘een kwestie van dagen’... ‘het intense geluk dat jij mij
nog gaf tijdens mijn laatste uren’... ‘een hartverscheurend vaarwel’...
‘maar je moet me beloven’... jadde jadde jadde”
“Jij...
jij...”
“Wat?”
Hij
pakte het stuk zeep terug op en begon nu zelf te zingen
“Spread a little happiness as time
goes by”
“Ze hadden je moeten wegsteken in een
echte gevangenis“
“Er was geen plaats meer, schat!’
“Dan moesten ze maar plaats maken!”
Hij voelde zich opeens terug in zijn element.
“Weet je wat het is? De mens heeft geen morele waarden. Heeft hij ook
nooit gehad. Datgene wat hem zogezegd zou
onderscheiden van de dieren? Een grote illusie!”
Hij hield het stuk zeep in de lucht en bekeek het aan alle kanten. Zijn
pistool begon stilaan vorm te krijgen.
“Vroeger stond de mens stil bij wat hij deed. Hij vroeg zich af of
het goed was of slecht. Niet omdat hij een geweten had, maar omdat hij wist
dat hij later verantwoording moest afleggen bij iets of iemand die van alles
op de hoogte was en die je een eeuwigheid van ondraaglijke pijn kon aansmeren.
Nu checkt hij alleen nog maar of het wettelijk toegelaten is en zolang dat
niet vastgesteld is... doen, verdomme... hoe meer het opbrengt hoe
beter!””
“Wat
haal jij God nu opeens in deze discussie?”
Ze
maakte opnieuw een kruisteken.
“Ik
had het over je moeder, schat.”
Hij
schaterde het uit.
Ze
sloot beide koffers en zette ze op de grond.
“Neen, ernstig nu!” vervolgde hij.
“Het verstandigste wat de mens ooit gedaan heeft was het bestaan van iets
erkennen, voordat hij de intelligentie had om dat bestaan te kunnen
weerleggen.”
Ze
bleef hem een hele tijd uitdrukkingloos aankijken.
“
‘Echt waar, mijnheer de uil... m-hm’ ” voegde hij eraan toe.
Ze
bleef hem aanstaren
“Ons
verstand heeft ons de das omgedaan!” besloot hij.
Ze
pakte de koffers vast bij de handvaten en stapte tot bij de kleerhanger waar
ze haar jas van het haakje plukte. Nadat ze die dichtgeknoopt had hing ze nog
een sjaal om.
Hij
kon zich niet herinneren dat ze het ooit zo ver gedreven had.
“Maar
schatje!” probeerde hij.
Meestal
was ze nu de kasten al terug aan het inladen.
“Niks
schatje! Dat is nu al tweeëntwintig jaar dat we voorlopig in dit appartement
wonen tot we iets beter gevonden hebben. Heb je al gezocht? Neen! Tweeëntwintig
jaar dat je me beloofd hebt om te trouwen! Heb je al een ring? Neen! Tweeëntwintig
jaar dat je parttime werkt op een interim-bureau! Heb je al ooit eens promotie
gemaakt? Nog nooit! Nu loop je ganser dagen rond in een pyjama alsof je
krankzinnig geworden bent en toch heb je nog altijd de wijsheid in pacht en ik
ben het gewoon strontbeu!”
Hij
stond op en wou naar haar toe gaan.
“Doe
geen moeite” zei ze.
Er
werd opnieuw op de deur geklopt
“Momentje.”
zei hij en pakte zijn rol wc-papier terug op. Deze keer mikte hij het mes
midden in het voorhoofd van haar moeder.
Hij
wou zich naar de deur begeven, maar zij hief haar hand op.
“Blijf
maar daar!” zei ze.
“Verwacht
je iemand?”
“Ik
ga een tijdje bij mijn moeder wonen, althans, in haar huis.”
“Maar
schatje, ik...”
“Roman,
ik heb tijd nodig om over de dingen na te denken”
“Je
kan dat hier toch ook?”
Ze
negeerde hem.
“Ik
heb dus getracht om de nodige afspraken te maken opdat jij hier niet zou
verkommeren met die enkelband om je been...”
“Ja...
wie gaat er nu boodschappen voor mij doen?”
“Die
conciërge” ging ze verder “laat zich in sigaretten betalen om diezelfde
sigaretten te gaan kopen. Met dat soort afspraken zie ik je hier alleen maar
verhongeren en daarom heb ik voor een andere oplossing gekozen.”
“Hoe
bedoel je?”
“Wel...
zoals ik al zei, ga ik in mijn moeders huis wonen...”
Opeens
drong het tot hem door.
“Oh
neen!”
De
knoop in zijn maag begon zich terug samen te trekken.
“...
en ik heb je probleem aan mijn moeder uitgelegd en zij heeft me toen een
voorstel gedaan dat ik onmogelijk kon weigeren.”
Zelfs
de enkelband leek zich nu alsmaar nauwer om zijn been te knellen.
“Het
is maar voor twee luttele maanden” zei ze smalend.
“TWEE
MAANDEN!?”
Ze
legde haar hand op de klink.
“Raad
eens wie er al die tijd naar hier komt... speciaal voor jou?”
”O
God!” riep hij uit.
“Bijna!”
zei ze en ze opende de deur.
“Dag
luitjes... jullie hebben me gemist... ik voel het” riep een schriel
stemmetje uit.
“Mama, wat ben ik blij je te zien!”
Carl BEKAERT - winnaar 7de kortverhalenwedstrijd
© Davidsfonds en Cultuurraad Heist-op-den-Berg, Oude Liersebaan 75, B-2220 Heist-op-den-Berg/BELGIUM